Elke Maand Een … | Zeedruif

Elke Maand Een: Foto
Waar: Hortus Botanicus Leiden

Op het bankje onder de bloeiende prunus is een man verdiept in zijn boek. Onderuitgezakt hangt hij tegen de rugleuning. Zijn rechterenkel rust losjes op zijn linkerbovenbeen. Met één hand houdt hij het pocketboek een stukje voor zich uit. De rug is op meerdere plekken geknakt, de voorkant vaal en omgekruld. De rode springerige letters van deze science fiction cultroman nemen bijna helemaal de kleurige voorkant in beslag. Hij brengt zijn wijsvinger naar zijn mond, likt er kort aan en slaat dan een vergeelde bladzijde om.

Als er een groepje al te luidruchtige bezoekers langskomt, kijkt de lezer op. Hij laat zijn blik over de mensen glijden, kijkt naar de eenden die uit de gracht klauteren en draait dan zijn hoofd naar de grote bruine vazen die in een rechte lijn de Chinese kruidentuin in tweeën delen. Weelderige bloemen en sierlijke vogels die zo uit een sprookje weggevlogen lijken te zijn, sieren de vazen.

Ik sta op een paar meter afstand van de voorste vaas en knijp mijn ogen tot spleetjes tegen de felle voorjaarszon. ‘Zeedruif’ lees ik op het bordje dat uit de vaas steekt. Ik laat de naam even bezinken. Mijn fantasie schotelt mij beelden voor van druifvormig zeewier, velden dobberend op de oceaan, wijnboeren die met bootjes de vruchten oogsten. Ik ben al bij het eindproduct aanbeland – de zeedruifwijn, met een zilte afdronk – als een briesje me doet opkijken.

Onder de witte bloemetjes van de prunus die zachtjes bewegen in de wind, zie ik de lezer met trage bewegingen de mouwen van zijn lichte linnen overhemd opstropen. Uit de bruinlederen schoudertas die naast hem op de bank staat, vist hij een zonnebril met kleine ronde glazen. Hij laat zijn boek nu op zijn bovenbeen rusten en een fractie later gaat hij weer op in het verhaal.

Het boek dat hij leest, The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy, is inmiddels veertig jaar oud, maar brengt zijn lezers nog altijd ver in de toekomst. Naar andere werelden dan de onze. Ook deze lezer wordt duidelijk gegrepen. Ik laat hem achter op zijn bijzondere leesplekje in deze eeuwenoude Hortus. Met uitzicht op een plant die naadloos in zijn verhaal past.

2019 is een lustrumjaar voor Elke Maand Een… Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Dit jaar laat ik alle eerdere categorieën aan bod komen. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | Achterberg in de Passage

Elke maand een: Straatgedicht
Soort gedicht:
Muurgedicht
Waar: Den Haag
Dichter: Gerrit Achterberg

Een perfecte cirkel. Boven mijn hoofd. Uitgelicht door een aarzelend februari-zonnetje.

Om me heen slenteren mensen. Hun blikken gaan naar de aanlokkelijke etalages. Weinigen kijken naar beneden. Naar de patronen in het graniet. Weinigen kijken omhoog. Naar de bijzondere bogen, de verticale tuinen, de perfecte cirkel van licht.

En Achterberg? Zien zij zijn woorden staan?

Ik zie ze. Ik wist dat ze hier ergens moesten zijn. Ik vind ze aan de rotonde. De entourage had ik niet verwacht. De zonnige omstandigheden niet. Het maakt dat die 14 regels nu onlosmakelijk verbonden zijn met dat gevoel van verwondering.

De weerspiegeling achter de woorden zal me nog regelmatig terugbrengen naar die fijne februari-dag in Den Haag. Stad van Couperus, van Bordewijk. Van romans die ik met veel plezier heb gelezen. Ik liep door het eerste en oudste winkelcentrum van Nederland. Met een doel. Maar kreeg meer dan dat.

In 1953 schreef Gerrit Achterberg:

In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet

66 jaar later zijn deze regels nog net zo waar.

Ga naar die hartkamer. Laat de omgeving op je inwerken. Kijk ook eens omhoog en naar beneden. Lees het gedicht met de beroemde regel “Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.”

Om dan door één van de drie uitgangen weer op te gaan in de oude binnenstad van Den Haag.

PASSAGE

Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.

Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.

Gerrit Achterberg

Uit: Ode aan den Haag, 1953

2019 is een lustrumjaar voor Elke Maand Een… Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Dit jaar laat ik alle eerdere categorieën aan bod komen. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

 

De poëzie ligt op straat

Het is Najaarspoëzieweek op de blog van Sandra leest. Zij vindt dat we met zijn allen veel te weinig poëzie lezen. Met dit initiatief wil ze laten zien “dat het lezen van poëzie niet moeilijk of lastig is maar juist leuk en boeiend”. Met mijn Elke Maand Een Straatgedicht-uitdaging van dit jaar sluit ik uiteraard graag aan bij dit initiatief. Vergeet de boekhandels of de bibliotheken, de poëzie ligt (of hangt of staat) immers gewoon op straat!

Sandra leest op Twitter

Zoals sommigen wel opgevallen is, schrijf ik dit jaar op deze blog maandelijks over de straatgedichten die ik tegenkom. Toevallig onderweg of bewust tijdens een literaire stadswandeling. Het zijn er veel, heel veel. En hun aantal neemt alleen maar toe. Elke zichzelf respecterende plaats heeft minimaal een paar regels poëzie op een muur staan. Een (nog altijd groeiend) overzicht van de straatpoëzie in Nederland en België vind je hier.

Tijdens een Groene Wissel wandeling door de binnenstad van Leiden kwam ik een bijzonder muurgedicht tegen. In een smalle straat stond op een witte muur tussen vier ramen een tekst in een taal die ik niet kende. Ook de naam van de dichter zei me niets. Wat me intrigeerde was de vorm van de tekst, door een stralende najaarszon mooi uitgelicht. Het leek wel een wervelstorm.

In leiden kom je op de meest onverwachte plekken gedichten tegen

Thuis zocht ik het gedicht op, wat niet een hele grote inspanning bleek. In Leiden ‘stikt’ het namelijk van de straatgedichten. Poëzie in allerlei talen, nieuw maar ook enkele eeuwen oud, siert de gevels van de sleutelstad. Een uitgebreide website vertelt de geïnteresseerden alles over de dichters en het gedicht. Je kunt de tekst zelfs in de oorspronkelijke taal beluisteren.

De taal van ‘mijn’ gedicht blijkt het Muskogee te zijn, een indianentaal uit het zuiden van de Verenigde Staten. Vandaag de dag zijn er nog slechts 5000 mensen die de taal spreken. Dit zijn hoofdzakelijk American Indians van de Creek Nation.

De dichter Wotkoce Okisce, oftewel Louis Oliver (1904 – 1991) maakte deel uit van deze Creek Nation. Als relatief hoog opgeleide American Indian (hij haalde zijn middelbare schooldiploma) was Oliver een buitenstaander. Hij kende de verhalen van zijn eigen volk, maar ook de wereldliteratuur en de westerse poëzie. Later in zijn leven probeerde hij de twee tradities bij elkaar te brengen en schreef hierover twee boeken met gedichten en verhalen.

Een van die gedichten is nu in Leiden door elke willekeurige voorbijganger te lezen. Althans, als je het Muskogee machtig bent. Het gedicht staat sinds 1993 op de gevel, maar ik vraag me af hoeveel mensen sindsdien (zonder uitleg) hebben begrepen wat er stond. Het is een traditioneel volksverhaal in een westers jasje. De Nederlandse vertaling (door Jelle Kaspersma) van de tekst luidt als volgt:

Bron: https://www.muurgedichten.nl/nl/muurgedicht/maskoke-okisce-ca-1985

Vorm en inhoud passen goed bij elkaar. Tornado’s zijn in het zuiden van de VS geen onbekend verschijnsel. Het is een natuurverschijnsel om ontzag voor te hebben. Uiteraard wordt er in de volksverhalen een verklaring gezocht voor het ontstaan van zo’n wervelstorm. Dat verhaal is – kort samengevat – hier op de muur te lezen. Voor iedereen die voorbij komt.

En dat is het leuke van straatgedichten. Ze brengen het grote publiek in aanraking met poëzie, op de meest onverwachte momenten. En – vaker dan je denkt – zitten er gedichten tussen die je niet meer loslaten. Van dichters die je in een boekhandel nooit had uitgekozen (gesteld dat je überhaupt al op zoek was naar een dichtbundel). Dus kijk om je heen als je buiten loopt. Er is meer poëzie voorhanden dan je denkt.

Benieuwd wat de andere Najaarspoëzieweek-bloggers schrijven over poëzie? Kijk eens op de blogs van:

Sandra leest
Jannie Tr
Stien
Lalagè Leest
Antoinette

Wandelen in Leiden

Route: Groene Wissel Leiden Centraal 2: Leidsche Hout en Oude Binnenstad
Afstand: 10 km
Startpunt: Parkeerplaats aan de Lange Voort, Oegstgeest
Eindpunt: Parkeerplaats aan de Lange Voort, Oegstgeest

Na een gezellig bezoekje aan mijn oudtante in Leiden besluiten we nog een rondje te wandelen in de omgeving. We kiezen voor een Groene Wissel wandeling die door de Leidse binnenstad gaat, maar ook ons onbekende parken aandoet in Oegstgeest. Wellicht dat ik mijn verzameling Leidse straatgedichten nog kan uitbreiden.

Het is een koude, maar zonovergoten herfstdag als we de auto parkeren in de buurt van Landgoed Oud-Poelgeest. We besluiten het rondje tegen de klok in te lopen en komen al snel in het Leidsche Hout waar veel mensen ook aan hun zondagmiddagwandeling zijn begonnen. Ouders met kleine kinderen, jonge en oudere echtparen met en zonder honden, hardlopers, studenten op een swapfiets: het is gezellig druk in dit overigens erg mooie park. In 1931 geopend en ooit aangelegd als werkverschaffingsproject, zoals ook het Amsterdamse Bos.

Doorkijkje in het Leidsche Hout

Het park ligt op de grens van Oegstgeest en Leiden en niet veel later lopen we dan ook door Leiden. Langs Hogeschool Leiden, het LUMC en zelfs het voormalige Pesthuis. Een mooi pand met een tuin met kunstwerken, maar nu wel ingeklemd tussen het ziekenhuis en meerdere wegen.

Het voormalige Pesthuis

Na het LUMC steken we via het station door naar de binnenstad. Hier lopen we om Museum Volkenkunde heen. Een museum dat ik meerdere keren heb bezocht (zie bijvoorbeeld dit artikel over een bijzondere balsport die de Maya’s eeuwen geleden al speelden), maar nu laten we het voor wat het is.

Het Museum Volkenkunde is zeker een bezoekje waard

Langs de Morspoort die in de steigers staat, steken we het Galgewater over. En dan volgt het Rapenburg, de beroemde straat met een aantal musea, maar ook straatgedichten. Mijn verzameling wordt in een paar honderd meter danig uitgebreid!

Straatgedichten in het Japans, Pools, Muskogee (Indianentaal) en Nederlands

We lopen langs de Hortus Botanicus – ook bekend terrein waar we een andere keer weer graag terugkomen – , maken een lusje langs het water over de 5e Binnenvestgracht en komen via een hofje weer terug op het Rapenburg. Door het Van der Werfpark lopen we langs het Steenschuur, de gracht waar in 1807 de Leidse buskruitramp plaatsvond. Een kruitschip met bijna 18.000 kg kruit aan boord ontplofte. Er vielen 151 doden en ruim 2000 gewonden. Meer dan 200 huizen werden verwoest. Het is moeilijk in te denken als je nu naar de gevels, de blauwe lucht en de in het water glinsterende zonnetje kijkt.

5e Binnenvestgracht

Na een cappuccino bij de Koornbrug zigzaggen we verder door het centrum. We komen in straatjes waar we nog niet eerder zijn geweest, zetten onbekende straatgedichten op de foto en lopen zo langzaamaan de binnenstad weer uit. Via de drukke Willem de Zwijgerlaan en de Oegstgeesterweg komen we in het Heempark uit. Het is inmiddels eind van de middag en een stuk minder druk. De lage zon werpt lange schaduwen en levert mooie plaatjes op.

Het Heempark

Het laatste stuk van de route brengt ons weer naar Landgoed Oud-Poelgeest. Het kasteel wordt in de namiddagzon mooi weerspiegeld in het water. Achter de ramen is het een drukte van belang, er is duidelijk een feestje gaande. In het omringende bos begint het al schemerig te worden. Gelukkig is de auto niet ver meer.

Kasteel Oud-Poelgeest

Deze Groene Wissel is een afwisselende rondwandeling door de combinatie van Leidse binnenstad en parken. Wie de hele dag de tijd heeft, kan deze wandeling prima combineren met een bezoekje aan een van de musea die je onderweg tegenkomt.

Benieuwd naar de andere Groene Wissels die ik heb gelopen? Je vindt ze hier.

Het blauw

Het blauw is overal. Boven en onder me, tegen me aan, tussen me in. Ik voel het tegen mijn huid, het zoekt toenadering tot mijn haren. Het voelt afstandelijk, glad maar toch stroef, warm maar niet per se aangenaam. Ronde vormen omringen me zover het oog strekt.

Het blauw is niet donker, het is niet licht. Het is de kleur van het blauwe uur tussen middag en avond. De zon heeft zich teruggetrokken en de avond bereidt zijn opwachting voor. Als ik echter mijn hoofd beweeg, verandert ook de kleur. Van middag naar avond en soms heel kort naar nacht.

Bewegen lukt en ik tunnelgraaf me een weg door de massa. Het blauw dwarrelt weg, zweeft omhoog, schiet opzij. Ik hoor geluiden als mijn vingers in aanraking komen met het oppervlak. Maar ik hoor ook wat anders. Doffe slagen in de verte, gemoffelde stemmen.

Waar ben ik? Zodra ik de glazen deuren doorging, was mijn oriëntatie verdwenen. Een paar seconden daarvoor wist ik nog heel goed waar ik heen moest. Enkele stappen verder, een bocht, een draaiing van mijn hoofd en weg was die zekerheid.

Dan hoor ik mijn naam, ergens uit deze kamer. Komt het van links? Ik doe een paar stappen in die richting en blijf staan. Weer mijn naam, nu van rechts. Ik begin te lopen in tegengestelde richting. En roep zijn naam. En loop. En roep.

Er is geen paniek. Verdwalen kan niet in deze afgesloten ruimte. Vroeg of laat kom je bij de uitgang. Maar ik voel een stijgende verbazing over hoe snel je gedesoriënteerd kunt raken. Hoe ongelooflijk vlug je ingesloten wordt door al dat blauw, dat in een andere situatie alleen maar bijdraagt aan de feestvreugde.

museum-voorlinden

Ik zie een hand en dan nog een. Ik zeg zijn naam. Maar de vrouw die aan de handen vastzit lijkt in niets op hem. Dat concludeert ze zelf ook als ze opmerkt dat ik helaas de verkeerde voor me heb. Naast haar zie ik nu ook een man opduiken. Een deel van zijn gezicht verschijnt, een arm. Hij groet me. “Kom, we gaan nog een rondje” zegt hij tegen de vrouw. En binnen een seconde zijn ze weer opgeslokt door het blauw.

Mijn naam klinkt nu dichtbij: “Waar ben je?” “Hier!” roep ik en ik voel zijn hand al op mijn schouder. Even later zijn lachende gezicht en dat van haar. Gevonden, zeggen hun glimlachen. Nu de deur nog. Die blijkt verrassend dichtbij.

In de naastgelegen ruimte fatsoeneren we onze statisch geworden haren. In hun ogen zie ik de schittering van plezier. “Het leukste onderdeel van het museum!”, zou mijn oudtante van 83 later zeggen. Achter de glazen deuren deinen de hoog opgestuwde blauwe ballonnen op en neer. Af en toe steekt er een hand bovenuit.

Wil je ook het blauw ervaren? Of een van de andere bijzondere kunstwerken, zoals het zwembad waar je in kunt staan zonder nat te worden? Bezoek dan ook Museum Voorlinden in Wassenaar. De ballonnen maken onderdeel uit van de tentoonstelling Say cheese! Van Martin Creed en is nog te zien tot en met 11 juni 2017.

Soepel in de heupen

Voetbal kende ik. Volleybal, basketbal, handbal, korfbal, allemaal bekend. Deze laatste sport heb ik zelfs nog een tijd fanatiek beoefend. Samen met de andere kinderen in het dorp. Als je niet op korfbal zat, hoorde je er eigenlijk niet echt bij. Korfbal was je-van-het. Zou dat ook gelden voor de balsport waar ik afgelopen weekend kennis mee maakte?

Een voormalig ziekenhuis is het decor van kennismaking. Tegenwoordig is het imposante gebouw opgedeeld in werelddelen. Door duistere zalen dwaal je in een middag over de aarde. Het Museum Volkenkunde in Leiden had een mindere locatie kunnen kiezen. We zijn net door Azië gelopen en staan nu voor grote glazen deuren die toegang geven tot Midden-Amerika. Een stap en ze zwaaien automatisch open. Na de drukte in de grote hal is het hier relatief rustig.

De mensenmassa’s mogen dan ontbreken, maar van alle kanten hoor je geluiden, zie je beelden geprojecteerd en zijn er objecten tentoongesteld. Een vijftal skeletten vormt een orkestje. De een speelt gitaar, de andere viool. Ze lijken plezier te hebben. Op een ietwat morbide manier. Ze trekken zich niets aan van de jonge mannen die zich – even verderop – halfnaakt in allerlei vreemde bochten wringen.

Museum Volkenkunde Mexico
Op een scherm schiet over een veld een bal heen en weer. Zoals bij veel balsporten is het de bedoeling om de bal in een doel te krijgen. Er is echter een klein verschil met voetbal of handbal, je mag noch je voeten, noch je handen gebruiken. Het enige dat de mannen tot hun beschikking hebben is een zwierige heupbeweging. Het verklaart meteen de naam van de sport: heupbal.

Voor ons stijve Hollanders doet het vreemd aan. Ik zie bijvoorbeeld mijn – overigens fanatiek voetballende – buurman nog niet met een soepele heupbeweging een bal meters ver het doel in schieten. En ook de outfit die de spelers dragen, verschilt enigszins van wat hier onder sportkleding wordt verstaan. Het lijkt nog het meeste op een leren luier, die met behulp van een ingewikkeld vetersysteem, vastgesnoerd wordt. Op het filmpje wordt deze aansnoering uitgebreid in beeld gebracht. Ik vermoed dat ook hierbij de gemiddelde Nederlandse man verstek laat gaan.

Heupbal Museum Volkenkunde
Een heupbalspeler met op de achtergrond het speelveld

Het spel is eeuwenoud en werd al door de Maya’s gespeeld. Voor oorsprong had het een belangrijke rituele betekenis, maar waarschijnlijk was het spel ook een plezierig tijdverdrijf. Op een veld in de vorm van een I speelden twee teams van 2 tot 5 personen met een rubberen bal. De bedoeling was om de bal door een van de stenen ringen te krijgen die aan de muren rondom het speelveld hingen. De precieze regels van het oude heupbal zijn echter niet bekend.

Tegenwoordig worden nog varianten van het spel gespeeld, bijvoorbeeld in Mexico. Een van die varianten – Ulama genaamd – zie ik terug op het filmpje. Het lijkt een mannenspel te zijn. Iets wat de plaatselijke bevolking speelt in het weekend. Misschien wel een sport waar kinderen in bepaalde dorpen als vanzelfsprekend op gaan. Dorpen waar heupbal je-van-het is.

Wil jij ook kennismaken met heupbal of het vijfkoppig orkest van skeletten? Bezoek dan ook het Museum Volkenkunde in Leiden.

Het huis van het boek

Monnik in Museum MeermannoVoorovergebogen zit hij in zijn bankje. Zijn gezicht gaat schuil achter de kap van zijn monnikspij. Er hangt een serene atmosfeer in deze ruimte. De Gregoriaanse muziek, de flakkerende kaarsen, het schemerduister: het helpt hem om rustig te worden, om het geduld op te brengen voor zijn werk. In zijn rechterhand een ganzenveer, waarmee hij beheerst lijntjes op het papier zet. Als hij zijn veer in de koehoorn met inkt doopt, wordt even zijn pols zichtbaar. Een zilverkleurig horloge – met stopwatchfunctie – glinstert in het kaarslicht.

We bevinden ons op de zolder van het 18e-eeuwse pand aan de rand van het Haagse Malieveld waar Museum Meermanno sinds jaar en dag gevestigd is. Voorheen het optrekje van een baron, maar sinds 1852 het huis van het boek. Voor een boekenliefhebber als ik, een must om eens heen te gaan. De collectie varieert van eeuwenoude handschriften, miniatuurboekjes, o.a. tentoongesteld in een miniatuurbibliotheek mèt geheime boekenkast tot de e-reader en het dikste boek ooit gedrukt. In de 19e-eeuwse boekzaal kan menig bibliofiel zijn hart ophalen.

Op dit moment is er de tentoonstelling ‘Het boek van binnen’ over de ontwikkeling van het boek, van kleitablet tot het boek van de toekomst. We volgen de geschiedenis en komen bij de gedrukte werken Histoire de la Reine du Matin & de Soliman Prince des Genies tegen. Het valt op door de prachtige versieringen in de art nouveau traditie. Het is een uitgave gedrukt in 1909 door Eragny Press van Lucien en Esther Pissarro.

Gérard de Nerval in Museum Meermanno
De auteur is de Franse dichter en schrijver Gérard de Nerval (1808 – 1855), pseudoniem van Gérard Labrunie. In de jaren 40 van de 19e eeuw reist hij een jaar door de Oriënt. In 1851 verschijnt Voyage en Orient, een kloek boekwerk over zijn omzwervingen in het Midden-Oosten. Het boek dat wij zien liggen is een van de verhalen uit dit boek, dat overigens ook in het Nederlands is vertaald. Geerten Meijsing, bewonderaar van de Nerval zegt over het boek het volgende: “Hij schreef het mooiste Frans, schitterend en lucide. Bovendien waren het van die geheimzinnige verhalen.” Nieuwsgierigmakende zinnen.

Maar ik ruk me los van de koningin van de ochtend en bekijk de andere tentoongestelde werken. Gelijk met ons op gaan een enthousiaste 50-er en zijn Aziatische metgezel. In het Engels legt hij aan haar uit wat er in de vitrines getoond wordt. Hoe hoger we in het gebouw komen, hoe enthousiaster hij wordt. Zij toont weinig emotie. Wellicht onder de indruk van zijn verhalen.

Op zolder zien we hem in een monnikspij, voorovergebogen in zijn houten bankje. Hij hangt zijn ganzenveer echter al snel aan de wilgen. Een ruimte verderop vinden we hem terug, achter een drukpers. Enthousiast discussiërend met de drukpersspecialiste over de letter V. Kort geleden was hij in het Gutenberg Museum in Mainz, maar hij had veel beter gelijk hierheen kunnen gaan. Dit museum overtreft zijn Duitse tegenhanger op alle fronten!

Na een tijdje laten we de drukpers en fans voor wat ze zijn en lopen, voorzien van drukpersbedien-ervaring en een boekenlegger als bewijs, via het sierlijke rondlopende trappenhuis weer terug naar de ingang. In de museumwinkel zien we de enthousiasteling terug. Hij complimenteert de medewerker achter de balie met het mooie museum. “Niet te vergelijken met Gutenberg”. Wij bekijken hem met een glimlach en geloven hem op zijn woord – hoewel we nu wel een beetje nieuwsgierig zijn geworden naar dat Duitse museum. Met de inkt op onze vingers openen we de zware voordeur en nemen ons voor om hier nog eens terug te komen.
Boekenlegger Museum Meermanno
Wil je je onderdompelen in de geschiedenis van het boek, schrijven met een ganzenveer en aan de slag met een drukpers? Bezoek dan ook Museum Meermanno. Een must voor elke boekenliefhebber, maar dat is mijn persoonlijke mening.

Indrapoera in Den Haag

Oscar - Jan SiebelinkSoms heb ik dat. Wordt mijn aandacht getrokken door een woord in een boek dat ik aan het lezen ben. Misschien ben ik het woord onbewust ergens eerder tegengekomen. Roept het nu een lastig thuis te brengen gevoel van herkenning op. In het verleden had ik het al eens met het woord Saudade in Valse papieren van Valeria Luiselli. Vanmiddag tijdens het lezen van Oscar (2012) van Jan Siebelink bleef ik hangen op pagina 62. Om precies te zijn bij “Indrapoera op het Buitenhof”.

Plaats van handeling is Den Haag, een paar jaar voordat de Tweede Wereldoorlog begint. Op de bewuste pagina staat: “Esmée en Bettie werden vriendinnen, deden op zaterdag samen boodschappen, lunchten in Indrapoera op het Buitenhof, of namen de trein naar Scheveningen.” Waar de herkenning vandaan komt, heb ik niet kunnen achterhalen. Nieuwsgierig was ik wel en zocht ‘Indrapoera op het Buitenhof’ op.

Indrapoera bleek een befaamd Indisch restaurant te zijn in Den Haag. Het zat naast de ingang van de Passage. Op internet kom ik meerdere foto’s tegen. Van het gebouw zelf, maar ook verrassenderwijs van oude suikerzakjes van het restaurant die te koop worden aangeboden. Het restaurant bestaat niet meer. Eten kun je er nog wel, in het Mexicaanse restaurant Popacatepetl.

Indrapoera wordt overigens vaker gebruikt als naam voor een (Chinees-) Indisch restaurant. Nederland kent vele Indrapoera’s. Het is een plaats op Sumatra, een meisjesnaam en betekent ‘de machtige’. Ook is het een passagierschip dat voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog regelmatig op en neer voer naar Nederlands-Indië.

En Google heeft nog meer in petto. Indrapoera blijkt niet alleen in Siebelinks boek Oscar een rol te spelen. Ook in zijn boeken Verdwaald gezin (1993), Vera (1997) en Het lichaam van Clara (2010) wordt het restaurant bezocht door de personages. En ik sluit niet uit dat het ook in andere boeken van hem opduikt. Op zijn minst opmerkelijk. Wat heeft de in Velp opgegroeide auteur met dit Haagse restaurant?

Op de site van de schrijver staan wandelingen door plaatsen die een rol spelen in zijn boeken. Naast straten, pleinen en verschillende gebouwen vormen restaurants en cafés ook markeringspunten op de kaart. Wellicht dat niet alleen Indrapoera vaker voorkomt. Het zou een leuk onderwerp van onderzoek kunnen zijn voor een student Nederlands. Het is dat ik al jaren afgestudeerd ben …

Afgelopen jaren verscheen op deze blog regelmatig een recensie over een boek dat net dat beetje extra had. De boeken waren zeer divers, de recensies ook. Soms las ik een maand geen opvallend boek, soms twee achter elkaar. Mijn boekbelevingen vind je hier. Dit jaar wil ik het vanuit een andere invalshoek benaderen. Elke maand kies ik één boek uit waar iets verrassends in zit. Dat kan van alles zijn, een citaat, een vreemde naam voor een café, een gevoel dat je er aan over houdt, stijl, een woord, de mooie cover, muziek, noem het maar. Het vereist een wat andere manier van naar een boek kijken en laat je langer stilstaan bij het gelezene. Komend jaar ben ik gespitst op het  verwonderpunt.

Gelieve aan te bellen

Afbeelding: bbcworldamsterdam.blogspot.nl
Afbeelding: bbcworldamsterdam.blogspot.nl

Den Haag, Javastraat nummer 17. Het oude huis ligt in de schaduw. We kijken naar een dichte deur. Gelieve aan te bellen! staat er op de koperkleurige plaat. Het eerste museum waar ik moet aanbellen, flitst er door mijn hoofd. Het voegt gelijk een extra dimensie toe. Even later zwaait de deur open. Een keurige, wat oudere dame staat in de deuropening. Glimlachend heet ze ons welkom in het Louis Couperus Museum.

Al jaren ben ik groot fan van de schrijver. De kennismaking kwam in een stroomversnelling toen ik in een ver verleden stage liep in een instituut in de Koninklijke Bibliotheek. Ik deed er vooronderzoek voor mijn scriptie die een recentere, doch niet minder grote, schrijver als onderwerp zou hebben: Willem Frederik Hermans. En passant hoorde ik er over het Louis Couperus Genootschap, het museum en de activiteiten die zij organiseerden. Couperus, hoewel toentertijd al ruim 75 jaar overleden, was nog springlevend. Hermans had weliswaar ook een eigen instituut, maar een museum, nee. Daar moest WFH in Louis Couperus zijn meerdere erkennen.

In het museum was ik nooit geweest. Tot deze zonnige zondagmiddag in april. We zijn de enige bezoekers. “Zal ik u kort iets vertellen over het museum?” vraagt de dame. Die kans laten we ons niet ontnemen. En terwijl de vrijwilligster vertelt over hoe het museum zijn huidige staat heeft verkregen, kijk ik om me heen. Een voor- en een achterkamer, groter is het museum niet. Verduisterde ramen, een bewerkt plafond. In enkele vitrines liggen eerste drukken van Couperus’ werken uitgestald. Achterin zit de schrijver zelf, achter zijn originele bureau.

Het museum draait op vrijwilligers en mag enkele duizenden bezoekers per jaar verwelkomen. Vandaag zijn zes bezoekers ons voorgegaan. Per jaar zijn er twee tentoonstellingen rond wisselende thema’s uit Couperus’ oeuvre. Op dit moment is Witte nachten te zien. Een expositie over de vriendschap tussen de kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich en de schrijver Henri van Booven, en hun wederzijdse band met Louis Couperus.

Afbeelding: nl.wikipedia.org
Afbeelding: nl.wikipedia.org

“Kijkt u gerust rond”, besluit de vrijwilligster haar verhaal. “En wilt u misschien ook een kopje thee?”, voegt ze er aan toe, “Ik heb net gezet.” Hier zeggen wij geen nee op. In afwachting van de thee verkennen we het vertrek. Het is stil, de houten vloer kraakt bij elke stap die we zetten. Aan de muren hangen tekeningen van de hand van De Nerée. Ze zijn geïnspireerd door Couperus’ roman Extaze (1892). Ranke, tengere femmes fragiles in de stijl van het symbolisme hangen naast elkaar voor het drukke behang. Boeken en brieven van Van Booven, die na Couperus’ dood diens eerste biograaf zou worden, vullen de vitrines.

Na een rondje langs de expositie strijken we neer op oud ogende stoelen in de voorkamer. Op het kleine tafeltje ertussenin staat de thee, een schaaltje met paaseitjes ernaast. Vanachter zijn bureau staart Couperus ons aan. We laten de 19e eeuwse rust over ons heen komen, de blikken van de hoofdpersoon uit Extaze. Een boek dat, bedenk ik me later, een toepasselijke ondertitel heeft: Een boek van geluk.

De tentoonstelling Witte nachten is nog tot 10 mei 2015 te zien in het Louis Couperus Museum.

Dit museumbezoek telt mee voor de uitdaging ‘Elke maand een museum‘.

Een geschilderd muziekstuk

Victory Boogie Woogie
Victory Boogie Woogie (1942 – 1944) – Piet Mondriaan

Bij de pianolessen die ik als kind kreeg, waren de zogenaamde ‘Boogie Woogie stukken’ veruit favoriet. Eén zich herhalend opzwepend ritme met daar doorheen een vrolijke melodie. Talloze variaties en aansprekende namen als Haunted House Boogie, Worried Man Blues en Swingin’ Molly vormden een oefening in vingervlugheid en techniek. Af en toe speel ik ze nog, als onze piano genoeg lonkt.

Een tijdje geleden stond ik opeens oog in oog met een andere Boogie Woogie. In het niets lijkend op het oude vertrouwde muziekstuk. Wel bekend. Zeker bekend. Ik ken het nog als onderwerp van een van de nieuwsitems van jaren geleden. Misschien omdat mijn leraar Nederlands op de middelbare school zo graag uitweidde over de man. Meerdere lessen gedurende meerdere jaren vertelde hij passievol over de kunstenaar en zijn werken. Hij liet de bloeiende appelbomen zien die steeds abstracter werden. Het staat me nog goed bij.

En toen was het 1997. De leraar Nederlands behoorde tot een recent verleden. De Nederlandse Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit koopt voor het astronomische bedrag van 82 miljoen gulden Victory Boogie Woogie (1942 – 1944) van Piet Mondriaan. De stichting gebruikt een schenking van De Nederlandsche Bank om het schilderij aan te kunnen kopen. Hiermee wordt het eigendom van de Staat der Nederlanden. Het is nu te bewonderen in het Gemeentemuseum Den Haag. En daar zag ik het ook, op een zonnige zondagochtend.

Het is een wonderlijk werk. En dan niet alleen de ruitvorm, maar ook de compositie. Geheel in de stijl van De Stijl bestaat het uit verschillende vlakken, rechte lijnen en primaire kleuren. Deze stijl van schilderen wordt ook wel het neoplasticisme genoemd. Mondriaan is er bekend mee geworden.

Maar Victory Boogie Woogie is meer, is anders. Als je goed kijkt – en dat kon heel goed in het museum – zie je dat er verschillende kleuren van één kleur zijn. Het ene geel net weer wat anders dan het andere geel, de blauwtinten donkerder en lichter, er zijn zelfs grijze vlakken. Ook de zwarte lijnen, zo kenmerkend voor zijn werk, ontbreken. Wat nog het meest opviel zijn de stukjes tape die op het schilderij zitten. Het is een werk dat nog niet af is. Mondriaan werkte er aan in de laatste dagen van zijn leven. Hij overleed voordat hij het kon voltooien.

Detail van Victory Boogie Woogie
Detail van Victory Boogie Woogie

De naam verwijst inderdaad naar de muziekstijl die Mondriaan in New York – zijn toenmalige woonplaats – leerde kennen. Volgens eigen zeggen wilde de schilder aansluiting zoeken bij de muziek door er “wat boogie woogie in te doen”. Er zijn mensen die zeggen dat de veelheid aan kleuren als het ware ‘door elkaar dansen’ en het loslaten van het netwerk van  lijnen een dynamisch tempo geven aan het schilderij. Eigenlijk zoals het een echte Boogie Woogie betaamt. En als titel zou Victory Boogie Woogie zeker niet misstaan tussen ‘Worried man’ en ‘Swingin’ Molly’.

Het zou me niet verbazen als het al bestond of binnen afzienbare tijd wordt geschreven.

Wil jij de Victory Boogie Woogie ook van dichtbij bekijken? Bezoek dan de vaste tentoonstelling Mondriaan & De Stijl in het Gemeentemuseum Den Haag.

Dit museumbezoek telt mee voor de uitdaging ‘Elke maand een museum‘.