Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Raamgedicht
Dichter: Gerda Posthumus
Plaats: Harlingen
Vrienden van ons wonen op Terschelling. Als we erheen gaan, gaan we een weekendje. Zo’n weekend voelt als een mini-vakantie, die begint op het moment dat we uit de auto stappen op het grote parkeerterrein aan het Skieppedykje. In 10 minuten lopen we naar de veerterminal, waar de boten naar Vlieland en Terschelling vertrekken. Onderweg zien we De Friesland al liggen, geduldig wachtend op zijn volgende vracht passagiers.
In de terminal is de aanblik iedere keer anders. In de zomervakantie staan er jonge gasten van amper 16 met volgeladen strandkarren uitgelaten met elkaar te praten. De slaapzakken, matjes, weekendtassen, een grote radio en uiteraard blikjes bier doen een eerste vakantie zonder ouders vermoeden.
Naast hen gezinnen met kinderen. Een meisje van een jaar of 10 vraagt: “Papa, gaan we dan ook zeehonden kijken?” Haar broertje slaat zijn armen over elkaar: “Ik wil naar het Wrakkenmuseum!” De vader knikt wat, mompelt een vaag “hmhm”, maar blijft op zijn telefoon kijken. De moeder maant haar gezin om in de rij te gaan staan, de tickets kunnen elk moment gescand worden.
Buiten de vakanties om zijn de bankjes bij de hoge ramen bezet door oudere echtparen in degelijke wandelschoenen. Een vrouw met een kort grijs kapsel haalt uit haar rode ANWB-rugzak een zakje met zelfgesmeerde boterhammen. Haar man pakt ze gretig aan. Het was een lange autorit van Rijswijk naar Harlingen. Naast het bankje staan twee dezelfde koffers op wieltjes.
Wij gaan ook vaak buiten de schoolvakanties. De grote mensenmassa’s zijn dan verdwenen. De rust is neergedaald over het eiland. Er is plek zat op de veerboten. Als de boot toetert en wegvaart kun je in alle rust je cappuccino met appeltaart halen. Door de ramen zie je Harlingen kleiner worden, de Waddenzee strekt zich voor je uit, aan de horizon een enkele zeilboot. Het vaste land ligt achter ons, het gewone leven met het vaste stramien lijkt ver weg.
Deze maand gingen we ook. Toen we de terminal in liepen, vielen de woorden op één van de hoge ramen me meteen op . Die woorden stonden er vorige keer nog niet. Ik ging op het bankje zitten en las het gedicht ‘Eilandverlangen’ van Gerda Posthumus.
Eilandverlangen
En het eiland, je eigen
zo eigen plek waarnaar
je dromend verlangt,
niet alleen
in de zomer maar juist
in de lente als alles
nog rust en haast
eenzaamheid denkt,
ruist de zee in de bomen
en golft het bos
in haar ritme door
brekend op stilte.
En het eiland, je eigen
weerkaatsing beweegt
in haar heen
en weer
terug.
Gerda Posthumus
In het ritme van het gedicht hoor ik de zee en de golven. Door de woorden zie ik letterlijk de Waddenzee, waardoor tekst en beeld zich met elkaar vermengen. Maar ook wij, de gedichtlezers, de passagiers, zien onszelf in het gedicht. Letterlijk door onze weerkaatsing en iets minder letterlijk in het verlangen naar het eiland dat Gerda Posthumus beschrijft. Iets dat veel reizigers – die in die terminal zitten te wachten – wel zullen kennen. Wie eens op Vlieland of Terschelling is geweest, keert vaak nog eens terug.
Gerda Posthumus is sinds 2013 Eilanddichter van Vlieland en heeft verschillende gedichten geschreven over dit eiland. Ze organiseert poëziewandelingen op Vlieland, waaronder de Slauerhoff-tour. Benieuwd naar haar gedichten? Er zijn drie dichtbundels van haar hand verschenen.
2019 is een lustrumjaar voor Elke Maand Een… Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Dit jaar laat ik alle eerdere categorieën aan bod komen. Een overzicht van de artikelen vind je hier.