Marjolijn van Heemstra inspireert

Soms zijn zinnen te mooi om er niets mee te doen. In ‘In lichtjaren heeft niemand haast’ (2021) van Marjolijn van Heemstra kwam ik dergelijke zinnen tegen. In haar boek over ruimte (in je agenda, in je hoofd en ook zeker in het heelal) neemt de auteur je mee in haar zoektocht naar wat ruimte is. Ze plaatst ons leven op aarde in perspectief door er vanuit de ruimte naar te kijken. Ik werd gegrepen door haar associaties, haar bevindingen en haar taal.

Hieronder heb ik enkele welhaast poëtische zinnen uit het boek onder elkaar gezet. Ik vroeg me erbij af wat ze zouden kunnen betekenen in het dagelijkse leven.

pexels.com

Stress

Het is vreemd hoe stress de netten sluit.

Wat ruik ik? Heb ik de oven wel uitgedaan toen ik naar bed ging? Zitten de gymschoenen van Thomas in zijn rugzak?

Ons vastknoopt in een benauwd hier en nu.

Het gaat flink vriezen vannacht, hopelijk rijdt de eerste trein. Had ik die laatste versie van de Powerpoint nou opgeslagen?

Ons het zicht ontneemt op vertes en verbeelding.

Ze vinden de presentatie vast niks. Vorige keer kwam ik ook al niet uit mijn woorden. Dit helpt niet voor mijn tijdelijke contract.

Een vrouw die tot voor kort door het leven gleed.

Het is alweer drie uur. Waarom lukt het nu al weken niet om normaal in slaap te vallen?

Tot ze langzaam maar zeker overal de scheuren zag.

Peter kan het wel. Hij ligt al uren te snurken. Heeft hij geen zorgen?

De gebrokenheid.

Of droomt hij van een ander?

Straatgedicht | Waterdichter

Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Niels Blomberg
Plaats: Gemaal Smeenge bij Kraggenburg

Gedicht van Niels Blomberg op Gemaal Smeenge

Het is maart 2021 als ik mijn eerste straatgedicht van Flevoland op de foto zet. Die ochtend zijn we vertrokken uit Vollenhove om de derde etappe van het Pionierspad te wandelen. Het is grijs en koud, maar het Waterloopbos waar de etappe doorheen loopt, maakt een hoop goed. We dwalen langs uiteenlopende modellen van waterwerken van over de hele wereld in verschillende staten van onderhoud.

Na een cappuccino-to-go met lekkers vangen we het laatste deel van de etappe aan. Bij de Zwolsevaart in de buurt van Kraggenburg stuiten we op een gemaal met – heel verrassend – een muurgedicht. De vier regels beschrijven het gemaal in zijn omgeving. Gemaal Smeenge staat op de grens van het oude land (Overijssel) en de Noordoostpolder, het nieuwe land. Het is

snijpunt van stromen en bomen
van hoogwater en laagland
van nieuwe vaart en oude route
van havenstad en boerendorp

Onder het gedicht staat de naam van de dichter en zijn functie: waterdichter waterschap Zuiderzeeland 2011. Dat klinkt interessant, waterdichter. Niels Blomberg (1958) blijkt al sinds 2006 waterdichter te zijn, de eerste van Nederland. In navolging van de vele stads- en dorpsdichters. In die hoedanigheid heeft hij meerdere watergedichten geschreven voor dit waterschap. Zo prijkt op elk van de zeven gemalen van Flevoland een vierregelig muurgedicht van Blomberg. Elk gedicht beschrijft het gemaal en zijn omgeving.

En ook elders in de provincie zijn gedichten van de waterdichter terug te vinden. Volgens straatpoezie.nl zijn er in Flevoland op dit moment elf straatgedichten van de hand van Niels Blomberg. Een niet gering aantal. Zijn watergedichten zijn gebundeld in twee bundels: Meer waterdicht (2010) en Woordenstroom (2015).

We zijn nog lang niet klaar met het Pionierspad, dat eindigt in Muiden. Er wachten ons nog zeker zes etappes in de Flevopolder. Wie weet hoeveel straatgedichten van de eerste Nederlandse waterdichter we nog tegenkomen!

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Straatgedicht | Onder de bomen

Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Fetze Pijlman
Plaats: Nunspeet

Soms heb je dat. Dat je een gedicht leest en meteen denkt, ja, heel herkenbaar. In dit geval ging het om een straatgedicht, waar ik onverwacht tegenaan liep naast de ingang van het Bezoekerscentrum Nunspeet van Staatsbosbeheer.

Ik had daar afgesproken met een vriendin om een ANWB-wandeling te lopen. De weersvoorspellingen waren niet al te best en daarom kozen we voor een bosrijke omgeving. Dan zit je bij Nunspeet wel goed.

Het gedicht van Fetze Pijlman past perfect in zijn omgeving. Overal waar je kijkt zijn bomen. De schaduwen die Pijlman beschrijft, het schommelende licht, zal veel wandelaars bekend voorkomen. Wij zagen het niet die dag. Voor schaduwen is zon nodig.

Het gevoel dat spreekt uit het gedicht ervaar ik vooral als ik alleen loop. Zonder wandelmaatje, zonder mountainbikers. Ik in een verlaten bos. Zoals laatst nog op een vroege woensdagochtend bij Dalfsen Hessum.

Daar in het Vechtdal droegen de imposante stammen een dicht bladerdek. Maar de zon wist toch haar stralen er doorheen te werpen. Op het pad voor me verschenen banen licht. Dansend bij ieder briesje.

Mijmeren wil goed te midden van dat groen, te midden van die lichtbanen. Die er elk jaargetijde weer anders uitzien. Onder de bomen is het goed toeven. Dat heeft Pijlman goed gezien en vooral goed beschreven.

Het gedicht ‘Onder de bomen’ van Fetze Pijlman komt uit de dichtbundel Een ander pad. De Zonnewijzer (1986) en hangt al sinds 2014 op de gevel van het bezoekerscentrum. Het valt onder de Stichting Muurgedichten Nunspeet die de wijde omgeving van straatgedichten voorziet. Zo kwam ik in 2018 het mooie gedicht ‘Landschap 2’ van Jozef Deleu tegen in Hulshorst. Ook dit gedicht heeft heel toevallig het wandelende licht als onderwerp.

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Straatgedicht | Terug naar Oranjewoud

Soort gedicht: Steengedicht
Dichter: Baukje Wytsma
Plaats: Oranjewoud

Toen
Op een stralende voorjaarsdag vorig jaar spraken een collega en ik af voor een korte wandeling. We werkten al enkele maanden thuis en hadden sterk de behoefte om elkaar weer eens in levende lijve te zien. Op zo’n schermpje bestaan collega’s immers enkel uit een hoofd en schouders (en een hand als je geluk hebt).

Op Landgoed Oranjewoud bij Heerenveen maakten we omstreeks lunchtijd een rondje, genoten van de zonnestralen en de bloeiende planten om ons heen. En passant pikten we nog enkele gedichten mee uit het Poëzijpaad Oranjewâld dat de wandelaar gedurende 10 kilometer vergast op allerhande gedichten, voornamelijk in het Fries. Helemaal vol energie door de zon, de bloeiende natuur en de gesprekken in levende lijve stapten we in onze auto’s en keerden terug naar onze laptops.

Nu
We zijn acht maanden verder. In de Poëzieweek 2021 is het grijs, regenachtig en koud. We werken nog steeds thuis. De positiviteit van dat zonnige voorjaar is steeds lastiger op te roepen. Hoe lang gaat deze situatie nog duren, wanneer breekt nou eindelijk dat voorjaar eens aan? Op social media en blogs zie ik veel gedichten voorbijkomen. De variatie kan niet groter zijn. Welk gedicht zou ik de wereld in willen sturen?

Ik denk terug aan die wandeling. Het lijkt zo lang geleden. Ik klik de foto van het gedicht van Baukje Wytsma open, dat we toen in de Overtuin tegenkwamen. In de felle zon lichten de witte letters op. De schaduw van mijn hand met telefoon vangt een deel van de strofen van het sonnet in een slordige rechthoek.

De Friese woorden brengen mij terug naar dat moment, wekken een gevoel op van een lang vervlogen tijd. Het helpt. Poëzie helpt. Dit is het gedicht dat ik de wereld in stuur.

Wat doet het gedicht met jou?

De dichter en de plek
Baukje Wytsma (1946) schrijft veel, voornamelijk in het Fries. Zo heeft ze negen dichtbundels, vele kinderboeken, toneel, liedteksten, musicals en cabaret op haar naam staan. Op de site frieseliteratuur.nl wordt zij de Friese Rutger Kopland genoemd.
Over delen van het Poëzijpaad Oranjewâld liep ik al eerder met de prachtige Trage Tocht Oranjewoud.

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Elke Maand Een … | Gedichten op handen

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedichten: Bord-op-paal-gedicht
Dichters: Albertina Soepboer en Lammert Tesinga
Plaats: Groningen

Het klooster van Maria Virgo – Albertina Soepboer

Elke Pieterpadwandelaar die etappe twee van Winsum naar Groningen heeft gelopen, is er langsgekomen. Deze gedichten op twee cortenstalen handen. Toch zie ik weinig foto’s met deze gedichten op de talloze blogs, twitterberichtjes, instagramposts en facebookberichten over dit pad terugkomen. Lonkt de stad, valt het niet genoeg op of haalt een straatgedicht het niet bij de weidse panoramafoto’s van het Groninger landschap met imposante wolkenluchten?

Op een van die laatste dagen van 2019 werd ik aangenaam verrast. Begeleid door de knallen van het carbid schieten loop ik op een mooie winterdag door het verstilde Groninger land naar de provinciehoofdstad. Vlak voor het universiteitscomplex Zernike wijst een bord ‘naar het klooster’. Ik zie geen klooster, maar wel een gedicht. Kunstig uitgestanst in twee roestige handen.

Ik lees het gedicht, kijk of ik echt geen restanten van een klooster zie in het weiland, omringd door kale bomen en hoogspanningskabels en maak dan een foto. Voor mijn straatgedichtverzameling en om het verhaal erachter uit te zoeken. Even later kom ik een tweede gedicht tegen. Ook op handen, ditmaal van Lammert Tesinga. Niet een klooster maar een galgenveld is het onderwerp.

Galgenveld – Lammert Tiesinga

Thuis lees ik dat dit gebied een rijke geschiedenis kent. In de middeleeuwen stond hier het Benedictijner nonnenklooster Maria Virgo, een galgenveld en het Kasteel Selwerd (nu nog een wijk in Groningen). Op het kasteel woonden de heren van Selwerd die vanaf de twaalfde eeuw Groningen bestierden. Tussen 1992 en 1997 zijn op deze plek meerdere archeologische onderzoeken geweest. Er is besloten om de overblijfselen zo goed mogelijk in tact te houden en niet op te graven.

Om toch de geschiedenis van deze plek zichtbaar te maken, is er een poëzieproject gestart. In vier gedichten (er zijn er dus nog twee!) kan een voorbijganger nu lezen over wat er eeuwen geleden op deze plek was. De stalen handen hebben dezelfde vorm als de handen van de betreffende dichter. Een leuk detail.

Beide gedichten brengen me inderdaad terug naar de middeleeuwen. ‘Galgenveld’ laat weinig aan de verbeelding over. Wie de ‘ik’ ook is, straks is het gedaan met hem. Hij ontkomt niet aan de strop.

Galgenveld

Waar de dood
mij wacht,
daar ben ik werkelijk
alleen. Ik zie mijzelf,
ik loop, men duwt en schopt
en drijft mij naar de paal, omklemt
mijn hoofd en trekt het in de strop en trekt en trekt …
totdat ik wegzink in een waas. Dit is
waarvoor ik vrees,
wat zich straks
zondermeer
voltrekt.

Lammert Tesinga

Het gedicht over het klooster nodigt uit tot nadenken, gissen. Verwijst de kasteelruïne naar al wat er overgebleven is van Kasteel Selwerd, nadat de kasteelheer (Rudolf Prediker, ook wel ‘piraat van Reitdiep’ genoemd) werd onthoofd en het kasteel werd verwoest door de stad Groningen? En de oude geest van een valk? Daarvoor zou ik echt in de geschiedenis van deze plek moeten duiken. Ook zonder het gedicht helemaal te begrijpen, komt het verhaal bij me binnen.

Het klooster van Maria Virgo

De kloostermoppen zijn weer teruggekeerd in de klei.
Over het weiland scheren de lage zwaluwschaduwen.

’s Ochtends daalden de kloosterlingen de wierde af
In de kasteelruïne bezongen zij de aardse armoede
terwijl de dood nog rondwaarde. Toen de regen inzette,
droeg de hemel het kleurteken van een oud verbond.

Ze zagen hoe boven het klooster de oude geest bad
van een valk op jacht hoe hij sporen in de grond
bespiedde en zich toen liet vallen. De valkenierster
van het hart stak de leren handschoen naar hem uit.

Albertina Soepboer

De volgende keer dat ik in Groningen ben, ga ik op zoek naar de andere twee gedichten.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | Nautilis

Elke Maand Een: Foto

Bron: Pexels.com

De zon schijnt door het grote raam. Tekent vlekken op de eikenhouten vloer. Stofjes zweven in de lichtbaan. Ik zak onderuit in mijn leesstoel. Zoek met mijn gesokte voet de warme zonnevlek.

In zijn huis is niets dan duisternis. De gebogen muren bevatten geen ramen. Het deert hem niet. Hij vindt zijn weg blindelings.

Acht kamers heeft mijn huis. Van woonkamer tot toilet. Allen afgesloten door een deur. Het zouden er meer (of minder) kunnen worden. Als ik een klusser was.

Hij is een klusser met vele armen. Hij breidt zijn huis oneindig uit. Elke keer een grotere kamer. Waarin hij zijn intrek neemt. Elke kamer een eigen deur.

Mijn tuin is kamer nummer negen. Enkel toegankelijk via deuren. Vogels, slakken, vlinders, ze komen onaangekondigd langs. Omzeilen de deuren. Ze weten zich welkom en snoepen van de kersen.

De diepzee is zijn tuin. Waarin hij en zijn huis zich als een duikboot voortbewegen. ’s Nachts worden ze een luchtballon en stijgen op naar lekkernijen.

Sinds kort ben ik vaak thuis. Ik heb mijn huis nog nooit zolang achter elkaar gezien. En altijd zijn de buren er. De hele straat laat van zich horen. Op mooie zomerdagen in de tuin.

In de diepzee is het stil. Hij hoort alleen zichzelf. De garnaaltjes maken geen geluid. Als hij ze naar binnen schrokt.

Ik wou dat ik mijn huis kon oppakken. Alle acht kamers en de tuin. Onder mijn arm neem ik het mee. Naar de rand van een weids uitzicht. De natuur is mijn buurman.

Hij denkt altijd in de donkere massa te kunnen zweven. Onlosmakelijk verbonden met zijn veilige huis. Hij en de zijnen doen dat immers al honderden miljoenen jaren.

Ik kijk op uit mijn boek. De schelp met bruinrode strepen op mijn schoorsteenmantel baadt in het zonlicht. Een huisje in mijn huis.

Dit keer ligt de nadruk op het verhaal, het product van een interessante schrijfoefening van Schrijven in Utrecht. Het thema is ‘Altijd thuis’, passend bij schrijven in Coronatijd. Uitgangspunt is de uitzending van Vroege Vogels van zondag 19 april over dieren die hun huis meedragen. De Nautilis is zo’n dier.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | De IJssel als muze

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Grondgedicht
Dichter: Johanneke ter Stege
Plaats: Deventer

Het is zondag, begin maart. Deventer ligt aan de overkant van de IJssel. Een pontje vaart heen en weer om mensen over te zetten. Sinds kort weer, een paar dagen geleden stond het water nog te hoog. Ook wij wachten op het pontje naar Deventer, hoewel dat niet de bedoeling was vandaag. Een bom uit de Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten. We konden de geplande Marskramerpad-etappe van Deventer naar Beekbergen niet lopen en keren nu terug naar de Hanzestad die we een uur eerder verlieten.

Enigszins teleurgesteld, al andere plannen makend voor die dag, kijk ik naar de grond en vind onder mijn voeten een gedicht.

De IJssel

We hebben haar taille losgemaakt
ze mag weer vrijuit ademen
ze wentelt zich om en om in zichzelf
de breedste schepen kan ze dragen

We nestelen ons in het zand
van haar weids gemaakte oevers
we kietelen haar oppervlak
met pas gelakte nagels

Oh zij, reislustig tranendal dat
eeuwen voor ons heeft overleefd
is talloze malen bezien en bezongen
een jaar is voor haar
een vluchtige droom

Geen warme huid of schaterlach
zal haar ervan weerhouden
zich over je te buigen
om jou te zuigen in haar stroom

Johanneke ter Stege (Deventer Dichter)

Hoe toepasselijk is het onderwerp op deze plek. De rivier die voor me ligt wordt hier beschreven, welhaast bezongen. Het is een ‘zij’ met een indrukwekkende staat van dienst. Eeuwenlang stroomt ze hier al en zitten mensen aan haar oevers. En “kietelen” (ik kan me dit beeld zo voorstellen) “haar oppervlak met pas gelakte nagels”. Maar de IJssel heeft ook een ander gezicht en kan zich over diezelfde mensen buigen om ze “te zuigen in haar stroom”. Met het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ van Rijkswaterstaat (niet voor niets de aanbieder van het gedicht) krijgt nu ook de IJssel meer ruimte om buiten haar oevers te treden: “Ze mag weer vrijuit ademen”.

Het gedicht doet me denken aan het reisprogramma ‘Langs de Rijn’ dat begin 2020 werd uitgezonden. Martin Hendriksma en Huub Stapel reizen langs de Rijn vanaf de bron in Zwitserland tot aan de monding in de Noordzee. Onderweg spreken ze allerlei mensen over de rivier. Vaak blijkt dat omwonenden de machtige stroom als een persoon zien, als een femme fatale of juist als vader Rijn. Een (grotere) rivier is heel bepalend voor de economie, maar ook de cultuur in dat gebied. Een rivier brengt verhalen met zich mee.

En inspireert dichters. Dit gedicht van Johanneke ter Stege is niet het eerste gedicht over de IJssel in mijn straatgedichtenverzameling. Eerder al kwam ik in een andere stad aan de IJssel, Zutphen, het gedicht ‘IJsselbrug in de ochtend’ tegen van H.C. ten Berge. Het beschrijft hoe de natuur ontwaakt langs en op de IJssel. Ook in Hattem verwijzen vier dichtregels van Ida Gerhardt op een oud pand naar die rivier. In het bijzonder naar de luchten in het voorjaar, zoals de schilder Jan Voerman ze schilderde.

Ida Gerhardt in Hattem en H.C. ten Berge in Zutphen (helaas niet goed te lezen door de steiger)

Er zullen ongetwijfeld meer IJssel-gedichten zijn, al dan niet in de openbare ruimte te zien. Ik ben blij met mijn meest recente aanwinst. Johanneke ter Stege zet de IJssel beeldend neer in mooie zinnen. Ik ben ervan overtuigd dat haar woorden menig pont-passagier even doet stilstaan. Om vervolgens op die pont met hele andere ogen naar dat water te kijken. Zo’n klein bootje op zo’n machtige stroom.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | Toon Tellegen in Hattem

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Toon Tellegen
Plaats: Hattem

Een paar jaar geleden liep ik door het Gelderse Hanzestadje Hattem. Mooi gelegen op de grens tussen IJssel en Veluwe is het de ideale uitvalsbasis voor een wandeltocht of mountainbikeroute door de al enigszins heuvelende bossen in de omgeving. Tot mijn verrassing trof ik op een oud pand vlakbij de molen een straatgedicht aan.

Zal ik weggaan?

Zal ik weggaan?
Zal ik verdrietig worden en weggaan?
Zal ik het leven eindelijk eens onbelangrijk vinden, mijn schouders ophalen
en weggaan?
Zal ik de wereld neerzetten (of aan iemand anders geven), denken: zo is het genoeg
en weggaan?
Zal ik een deur zoeken,
en als er geen deur is: zal ik een deur maken, hem voorzichtig opendoen
en weggaan- met kleine zachtmoedige passen?
Of zal ik blijven?

Zal ik blijven?

Toon Tellegen

Toon Tellegen raakte me met zijn elf regels. De ik-persoon staat voor een keuze. ‘Zal ik weggaan?’ vraagt hij zich af. Hij denkt erover het leven voor een keertje onbelangrijk te vinden, de wereld neer te zetten (of aan iemand anders te geven) en een deur te zoeken. En, bedenkt de ik-persoon, als er geen deur is, zal ik hem maken. En dan zachtjes weggaan, ongemerkt. Of blijft hij toch hier? Heeft hij een keuze?

Ik vraag me af wat de ik-persoon achter zich wil laten. Zijn werk? Zijn leven zoals hij dat nu leeft? Of misschien wel het leven zelf? Het gedicht is op verschillende manieren te interpreteren. Elke lezer zal er weer zijn eigen betekenis uit halen. Ik lees er twijfel in, kalmte en hoop. En mooie bewoordingen. Het is herkenbaar voor velen: wie wil nu niet de wereld die je op je schouders torst even neerzetten of misschien wel aan iemand anders geven?

Dit gedicht komt uit de bundel Alleen liefde (2002). Ik kende Toon Tellegen eigenlijk alleen van zijn romans en kinderboeken, maar hij heeft ook ruim 30 dichtbundels op zijn naam staan. Hoog tijd om er eens eentje in huis te halen.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

 

Dichten kun je leren

De plaatselijke boekhandelaar schonk de deelnemers het poëzieweekgeschenk

Op palindroomdag sla ik aan het dichten. Samen met zeven andere dichters in spe produceer ik op een regenachtige zondagmiddag het ene na het andere gedicht. Ik wist niet dat ik het in me had.

Ik bevind me in een historisch stadje in het midden van het land. In het kader van de poëzieweek organiseert een vriendin/dichter een poëzieworkshop. Door weer en wind komen verwaaide en verregende deelnemers aan. Het kopje thee wordt dankbaar geaccepteerd als ze aan de lange tafel neerploffen.

Schriften en pennen worden verdeeld, versnaperingen ook. We zijn er klaar voor en stellen ons voor via een naamgedicht. Hoewel niemand van ons Wilhelmus heet, gaat het ons goed af. Enkele woorden, hele verhalen: de variatie is groot.

Door naar de Middeleeuwen. Het vaste rijmschema van het rondeel valt me zwaar. Het voelt als een sinterklaasgedicht in het kwadraat. Ik vind: serieuze poëzie heeft serieuze rijm nodig. Denken en schenken is off limits. Gelukkig ben ik niet de enige met problemen. Menig rondeel ontstaat onder veel gezucht en gesteun.

Het kreeftgedicht dan? Van voor naar achteren en van achteren naar voren moet er een logisch en goed (of mooi of grappig) gedicht uitkomen. De deelnemers verrassen elkaar met de korte rake zinnen. Heeft de datum van vandaag voor inspiratie gezorgd?

We eindigen met een voordracht, zoals het de echte dichter betaamt. Staand lezen de dichters hun eindproducten voor. Soms kort en grappig, soms indrukwekkend mooi. Mijn buurman kiest voor een modern sonnet, “omdat het niet rijmt”. Precies diezelfde gedachte ligt ten grondslag aan mijn gedicht. Ik wilde schrijven over wandelen, maar uit mijn pen vloeide iets heel anders. Warmgedraaid door de vele vormen en oefeningen schreef ik over ‘de ochtend erna’.

De ochtend erna

Op mooie zomeravonden
Gingen we op in onze omgeving
Werden we bomen, gras en fluitekruid
Onzichtbaar voor toevallige voorbijgangers

We liepen naar de verte
En praatten met elkaar
Over het leven en daarna
De stilte was ver weg

Beloof je het? vroeg je
Natuurlijk, zei ik toen
Ik hou me aan mijn woord

Het is een ijzige ochtend
Die avond staat in mijn geheugen gegrift
Het gezegde is voor altijd stilte

Elke Maand Een … | Naar Terschelling

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Raamgedicht
Dichter: Gerda Posthumus
Plaats: Harlingen

Vrienden van ons wonen op Terschelling. Als we erheen gaan, gaan we een weekendje. Zo’n weekend voelt als een mini-vakantie, die begint op het moment dat we uit de auto stappen op het grote parkeerterrein aan het Skieppedykje. In 10 minuten lopen we naar de veerterminal, waar de boten naar Vlieland en Terschelling vertrekken. Onderweg zien we De Friesland al liggen, geduldig wachtend op zijn volgende vracht passagiers.

In de terminal is de aanblik iedere keer anders. In de zomervakantie staan er jonge gasten van amper 16 met volgeladen strandkarren uitgelaten met elkaar te praten. De slaapzakken, matjes, weekendtassen, een grote radio en uiteraard blikjes bier doen een eerste vakantie zonder ouders vermoeden.

Naast hen gezinnen met kinderen. Een meisje van een jaar of 10 vraagt: “Papa, gaan we dan ook zeehonden kijken?” Haar broertje slaat zijn armen over elkaar: “Ik wil naar het Wrakkenmuseum!” De vader knikt wat, mompelt een vaag “hmhm”, maar blijft op zijn telefoon kijken. De moeder maant haar gezin om in de rij te gaan staan, de tickets kunnen elk moment gescand worden.

Buiten de vakanties om zijn de bankjes bij de hoge ramen bezet door oudere echtparen in degelijke wandelschoenen. Een vrouw met een kort grijs kapsel haalt uit haar rode ANWB-rugzak een zakje met zelfgesmeerde boterhammen. Haar man pakt ze gretig aan. Het was een lange autorit van Rijswijk naar Harlingen. Naast het bankje staan twee dezelfde koffers op wieltjes.

Wij gaan ook vaak buiten de schoolvakanties. De grote mensenmassa’s zijn dan verdwenen. De rust is neergedaald over het eiland. Er is plek zat op de veerboten. Als de boot toetert en wegvaart kun je in alle rust je cappuccino met appeltaart halen. Door de ramen zie je Harlingen kleiner worden, de Waddenzee strekt zich voor je uit, aan de horizon een enkele zeilboot. Het vaste land ligt achter ons, het gewone leven met het vaste stramien lijkt ver weg.

Deze maand gingen we ook. Toen we de terminal in liepen, vielen de woorden op één van de hoge ramen me meteen op . Die woorden stonden er vorige keer nog niet. Ik ging op het bankje zitten en las het gedicht ‘Eilandverlangen’ van Gerda Posthumus.

Eilandverlangen

En het eiland, je eigen
zo eigen plek waarnaar
je dromend verlangt,
niet alleen

in de zomer maar juist
in de lente als alles
nog rust en haast
eenzaamheid denkt,

ruist de zee in de bomen
en golft het bos
in haar ritme door
brekend op stilte.

En het eiland, je eigen
weerkaatsing beweegt
in haar heen
en weer
terug.

Gerda Posthumus

In het ritme van het gedicht hoor ik de zee en de golven. Door de woorden zie ik letterlijk de Waddenzee, waardoor tekst en beeld zich met elkaar vermengen. Maar ook wij, de gedichtlezers, de passagiers, zien onszelf in het gedicht. Letterlijk door onze weerkaatsing en iets minder letterlijk in het verlangen naar het eiland dat Gerda Posthumus beschrijft. Iets dat veel reizigers – die in die terminal zitten te wachten – wel zullen kennen. Wie eens op Vlieland of Terschelling is geweest, keert vaak nog eens terug.

Gerda Posthumus is sinds 2013 Eilanddichter van Vlieland en heeft verschillende gedichten geschreven over dit eiland. Ze organiseert poëziewandelingen op Vlieland, waaronder de Slauerhoff-tour. Benieuwd naar haar gedichten? Er zijn drie dichtbundels van haar hand verschenen.

2019 is een lustrumjaar voor Elke Maand Een… Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Dit jaar laat ik alle eerdere categorieën aan bod komen. Een overzicht van de artikelen vind je hier.