Straatgedicht | Waterdichter

Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Niels Blomberg
Plaats: Gemaal Smeenge bij Kraggenburg

Gedicht van Niels Blomberg op Gemaal Smeenge

Het is maart 2021 als ik mijn eerste straatgedicht van Flevoland op de foto zet. Die ochtend zijn we vertrokken uit Vollenhove om de derde etappe van het Pionierspad te wandelen. Het is grijs en koud, maar het Waterloopbos waar de etappe doorheen loopt, maakt een hoop goed. We dwalen langs uiteenlopende modellen van waterwerken van over de hele wereld in verschillende staten van onderhoud.

Na een cappuccino-to-go met lekkers vangen we het laatste deel van de etappe aan. Bij de Zwolsevaart in de buurt van Kraggenburg stuiten we op een gemaal met – heel verrassend – een muurgedicht. De vier regels beschrijven het gemaal in zijn omgeving. Gemaal Smeenge staat op de grens van het oude land (Overijssel) en de Noordoostpolder, het nieuwe land. Het is

snijpunt van stromen en bomen
van hoogwater en laagland
van nieuwe vaart en oude route
van havenstad en boerendorp

Onder het gedicht staat de naam van de dichter en zijn functie: waterdichter waterschap Zuiderzeeland 2011. Dat klinkt interessant, waterdichter. Niels Blomberg (1958) blijkt al sinds 2006 waterdichter te zijn, de eerste van Nederland. In navolging van de vele stads- en dorpsdichters. In die hoedanigheid heeft hij meerdere watergedichten geschreven voor dit waterschap. Zo prijkt op elk van de zeven gemalen van Flevoland een vierregelig muurgedicht van Blomberg. Elk gedicht beschrijft het gemaal en zijn omgeving.

En ook elders in de provincie zijn gedichten van de waterdichter terug te vinden. Volgens straatpoezie.nl zijn er in Flevoland op dit moment elf straatgedichten van de hand van Niels Blomberg. Een niet gering aantal. Zijn watergedichten zijn gebundeld in twee bundels: Meer waterdicht (2010) en Woordenstroom (2015).

We zijn nog lang niet klaar met het Pionierspad, dat eindigt in Muiden. Er wachten ons nog zeker zes etappes in de Flevopolder. Wie weet hoeveel straatgedichten van de eerste Nederlandse waterdichter we nog tegenkomen!

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Straatgedicht | Onder de bomen

Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Fetze Pijlman
Plaats: Nunspeet

Soms heb je dat. Dat je een gedicht leest en meteen denkt, ja, heel herkenbaar. In dit geval ging het om een straatgedicht, waar ik onverwacht tegenaan liep naast de ingang van het Bezoekerscentrum Nunspeet van Staatsbosbeheer.

Ik had daar afgesproken met een vriendin om een ANWB-wandeling te lopen. De weersvoorspellingen waren niet al te best en daarom kozen we voor een bosrijke omgeving. Dan zit je bij Nunspeet wel goed.

Het gedicht van Fetze Pijlman past perfect in zijn omgeving. Overal waar je kijkt zijn bomen. De schaduwen die Pijlman beschrijft, het schommelende licht, zal veel wandelaars bekend voorkomen. Wij zagen het niet die dag. Voor schaduwen is zon nodig.

Het gevoel dat spreekt uit het gedicht ervaar ik vooral als ik alleen loop. Zonder wandelmaatje, zonder mountainbikers. Ik in een verlaten bos. Zoals laatst nog op een vroege woensdagochtend bij Dalfsen Hessum.

Daar in het Vechtdal droegen de imposante stammen een dicht bladerdek. Maar de zon wist toch haar stralen er doorheen te werpen. Op het pad voor me verschenen banen licht. Dansend bij ieder briesje.

Mijmeren wil goed te midden van dat groen, te midden van die lichtbanen. Die er elk jaargetijde weer anders uitzien. Onder de bomen is het goed toeven. Dat heeft Pijlman goed gezien en vooral goed beschreven.

Het gedicht ‘Onder de bomen’ van Fetze Pijlman komt uit de dichtbundel Een ander pad. De Zonnewijzer (1986) en hangt al sinds 2014 op de gevel van het bezoekerscentrum. Het valt onder de Stichting Muurgedichten Nunspeet die de wijde omgeving van straatgedichten voorziet. Zo kwam ik in 2018 het mooie gedicht ‘Landschap 2’ van Jozef Deleu tegen in Hulshorst. Ook dit gedicht heeft heel toevallig het wandelende licht als onderwerp.

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Straatgedicht | Terug naar Oranjewoud

Soort gedicht: Steengedicht
Dichter: Baukje Wytsma
Plaats: Oranjewoud

Toen
Op een stralende voorjaarsdag vorig jaar spraken een collega en ik af voor een korte wandeling. We werkten al enkele maanden thuis en hadden sterk de behoefte om elkaar weer eens in levende lijve te zien. Op zo’n schermpje bestaan collega’s immers enkel uit een hoofd en schouders (en een hand als je geluk hebt).

Op Landgoed Oranjewoud bij Heerenveen maakten we omstreeks lunchtijd een rondje, genoten van de zonnestralen en de bloeiende planten om ons heen. En passant pikten we nog enkele gedichten mee uit het Poëzijpaad Oranjewâld dat de wandelaar gedurende 10 kilometer vergast op allerhande gedichten, voornamelijk in het Fries. Helemaal vol energie door de zon, de bloeiende natuur en de gesprekken in levende lijve stapten we in onze auto’s en keerden terug naar onze laptops.

Nu
We zijn acht maanden verder. In de Poëzieweek 2021 is het grijs, regenachtig en koud. We werken nog steeds thuis. De positiviteit van dat zonnige voorjaar is steeds lastiger op te roepen. Hoe lang gaat deze situatie nog duren, wanneer breekt nou eindelijk dat voorjaar eens aan? Op social media en blogs zie ik veel gedichten voorbijkomen. De variatie kan niet groter zijn. Welk gedicht zou ik de wereld in willen sturen?

Ik denk terug aan die wandeling. Het lijkt zo lang geleden. Ik klik de foto van het gedicht van Baukje Wytsma open, dat we toen in de Overtuin tegenkwamen. In de felle zon lichten de witte letters op. De schaduw van mijn hand met telefoon vangt een deel van de strofen van het sonnet in een slordige rechthoek.

De Friese woorden brengen mij terug naar dat moment, wekken een gevoel op van een lang vervlogen tijd. Het helpt. Poëzie helpt. Dit is het gedicht dat ik de wereld in stuur.

Wat doet het gedicht met jou?

De dichter en de plek
Baukje Wytsma (1946) schrijft veel, voornamelijk in het Fries. Zo heeft ze negen dichtbundels, vele kinderboeken, toneel, liedteksten, musicals en cabaret op haar naam staan. Op de site frieseliteratuur.nl wordt zij de Friese Rutger Kopland genoemd.
Over delen van het Poëzijpaad Oranjewâld liep ik al eerder met de prachtige Trage Tocht Oranjewoud.

Benieuwd naar de andere straatgedichten die ik afgelopen jaren tegenkwam? Hier vind je een overzicht.

Als poëzie je bij de lurven pakt

Over Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera (2020), 2e deel in de reeks Woorden temmen van uitgeverij grange fontaine

Poëzie verdient meer aandacht. Niet omdat gedichten nu zo makkelijk te begrijpen zijn of de stijlfiguren zo interessant zijn. Wat mij elke keer weer naar gedichten trekt, is de kans om die ene regel, die ene gedachte tegen te komen die mij raakt. Waardoor ik net wat anders naar de dingen kijk. Die ene woordvolgorde die je met enige jaloezie leest en denkt: had ik dit maar geschreven.

En voor gedichten hoef je niet eens naar een boekwinkel of bibliotheek. Ze liggen (of staan of hangen) gewoon op straat. Elke zichzelf respecterende plaats heeft wel een aantal straatgedichten op de gevels staan. Sinds 2018 schrijf ik op deze blog over die straatgedichten en dan met name die gedichten die mij opvallen, die mij aanspreken, die me bij de lurven pakken.

Toen ik de bundel Van kop tot teen onder ogen kreeg, sprak het achterliggende idee van dit ‘doe-boek’ me dan ook enorm aan. De samenstellers zijn ervan overtuigd “dat je poëzie niet alleen met je hoofd, maar met je hele lichaam kunt lezen”. In deze bundel zijn 30 gedichten van Nederlandstalige dichters verzameld, die de samenstellers geraakt hebben. Bij elk gedicht beschrijven zij in het kort wat opvalt of hoe het hen (soms fysiek) raakt. Zo schrijft Jeroen Dera bij Winterlake van Mischa Andriessen:

“Ik krijg het koud als ik dit lees – keer op keer.”

Dat lichamelijke is doorgevoerd in het hele boek. Bij elk gedicht hoort een onderdeel van het menselijk lichaam, zoals de lippen (in geval van Winterlake), een linkerhand, longen, of het skelet. Tegelijk vormen de verschillende lichaamsdelen de paginanummering van de bundel. Van A – A (lichaam) naar A – O (wijsvinger) en van B – A (rug) naar B – O (weefsel).

De samenstellers willen samen met de lezer ontdekken hoeveel kanten je met een gedicht uit kunt. Na elk gedicht volgen er in blokjes aanwijzingen over het gedicht en wordt de lezer ertoe aangezet om zelf wat met het gedicht te doen. Of zelfs erover te schrijven. De lege pagina na elk gedicht nodigt hier toe uit. Met dit boek richten de samenstellers zich op jongeren en volwassenen vanaf 14 jaar. Ik denk dat de blokjes tekst zeker duidelijk zijn voor deze doelgroep. Tijdens mijn middelbare school jaren had ik ook wel zo’n doe-boek willen hebben.

De vormgeving van de bundel wil ik niet onvermeld laten. De tekst is in verschillende kleuren gedrukt. Samen met de toelichtende blokjes ontstaat zo een duidelijke structuur. Het boekje heeft het formaat van een parallellogram. Misschien niet zo handig in je boekenkast, maar het staat zeker garant voor een wow-effect als je het boek voor de eerste keer in handen krijgt. De boekenlegger in hetzelfde formaat bevat aan de voor- en achterkant een gedicht van beide samenstellers. Het zijn de benen en de voeten van het menselijk lichaam die je op weg helpen.

Dit is met recht een doe-boek dat op school en bij poëzie-workshops zeer goed van pas kan komen. Maar ook de (beginnend) poëzielezer kan hier zelf veel plezier aan beleven. Blader door de bundel totdat je oog valt op een gedicht, een regel of een woord dat opvalt. Lees het gedicht en – als het bevalt of intrigeert – ook de aanwijzingen. Wellicht kom je een tekst tegen die iets met je doet of je – heel misschien – bij de lurven pakt.

Met dank aan uitgeverij grange fontaine voor het recensie-exemplaar.

Elke Maand Een … | Gedichten op handen

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedichten: Bord-op-paal-gedicht
Dichters: Albertina Soepboer en Lammert Tesinga
Plaats: Groningen

Het klooster van Maria Virgo – Albertina Soepboer

Elke Pieterpadwandelaar die etappe twee van Winsum naar Groningen heeft gelopen, is er langsgekomen. Deze gedichten op twee cortenstalen handen. Toch zie ik weinig foto’s met deze gedichten op de talloze blogs, twitterberichtjes, instagramposts en facebookberichten over dit pad terugkomen. Lonkt de stad, valt het niet genoeg op of haalt een straatgedicht het niet bij de weidse panoramafoto’s van het Groninger landschap met imposante wolkenluchten?

Op een van die laatste dagen van 2019 werd ik aangenaam verrast. Begeleid door de knallen van het carbid schieten loop ik op een mooie winterdag door het verstilde Groninger land naar de provinciehoofdstad. Vlak voor het universiteitscomplex Zernike wijst een bord ‘naar het klooster’. Ik zie geen klooster, maar wel een gedicht. Kunstig uitgestanst in twee roestige handen.

Ik lees het gedicht, kijk of ik echt geen restanten van een klooster zie in het weiland, omringd door kale bomen en hoogspanningskabels en maak dan een foto. Voor mijn straatgedichtverzameling en om het verhaal erachter uit te zoeken. Even later kom ik een tweede gedicht tegen. Ook op handen, ditmaal van Lammert Tesinga. Niet een klooster maar een galgenveld is het onderwerp.

Galgenveld – Lammert Tiesinga

Thuis lees ik dat dit gebied een rijke geschiedenis kent. In de middeleeuwen stond hier het Benedictijner nonnenklooster Maria Virgo, een galgenveld en het Kasteel Selwerd (nu nog een wijk in Groningen). Op het kasteel woonden de heren van Selwerd die vanaf de twaalfde eeuw Groningen bestierden. Tussen 1992 en 1997 zijn op deze plek meerdere archeologische onderzoeken geweest. Er is besloten om de overblijfselen zo goed mogelijk in tact te houden en niet op te graven.

Om toch de geschiedenis van deze plek zichtbaar te maken, is er een poëzieproject gestart. In vier gedichten (er zijn er dus nog twee!) kan een voorbijganger nu lezen over wat er eeuwen geleden op deze plek was. De stalen handen hebben dezelfde vorm als de handen van de betreffende dichter. Een leuk detail.

Beide gedichten brengen me inderdaad terug naar de middeleeuwen. ‘Galgenveld’ laat weinig aan de verbeelding over. Wie de ‘ik’ ook is, straks is het gedaan met hem. Hij ontkomt niet aan de strop.

Galgenveld

Waar de dood
mij wacht,
daar ben ik werkelijk
alleen. Ik zie mijzelf,
ik loop, men duwt en schopt
en drijft mij naar de paal, omklemt
mijn hoofd en trekt het in de strop en trekt en trekt …
totdat ik wegzink in een waas. Dit is
waarvoor ik vrees,
wat zich straks
zondermeer
voltrekt.

Lammert Tesinga

Het gedicht over het klooster nodigt uit tot nadenken, gissen. Verwijst de kasteelruïne naar al wat er overgebleven is van Kasteel Selwerd, nadat de kasteelheer (Rudolf Prediker, ook wel ‘piraat van Reitdiep’ genoemd) werd onthoofd en het kasteel werd verwoest door de stad Groningen? En de oude geest van een valk? Daarvoor zou ik echt in de geschiedenis van deze plek moeten duiken. Ook zonder het gedicht helemaal te begrijpen, komt het verhaal bij me binnen.

Het klooster van Maria Virgo

De kloostermoppen zijn weer teruggekeerd in de klei.
Over het weiland scheren de lage zwaluwschaduwen.

’s Ochtends daalden de kloosterlingen de wierde af
In de kasteelruïne bezongen zij de aardse armoede
terwijl de dood nog rondwaarde. Toen de regen inzette,
droeg de hemel het kleurteken van een oud verbond.

Ze zagen hoe boven het klooster de oude geest bad
van een valk op jacht hoe hij sporen in de grond
bespiedde en zich toen liet vallen. De valkenierster
van het hart stak de leren handschoen naar hem uit.

Albertina Soepboer

De volgende keer dat ik in Groningen ben, ga ik op zoek naar de andere twee gedichten.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | De IJssel als muze

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Grondgedicht
Dichter: Johanneke ter Stege
Plaats: Deventer

Het is zondag, begin maart. Deventer ligt aan de overkant van de IJssel. Een pontje vaart heen en weer om mensen over te zetten. Sinds kort weer, een paar dagen geleden stond het water nog te hoog. Ook wij wachten op het pontje naar Deventer, hoewel dat niet de bedoeling was vandaag. Een bom uit de Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten. We konden de geplande Marskramerpad-etappe van Deventer naar Beekbergen niet lopen en keren nu terug naar de Hanzestad die we een uur eerder verlieten.

Enigszins teleurgesteld, al andere plannen makend voor die dag, kijk ik naar de grond en vind onder mijn voeten een gedicht.

De IJssel

We hebben haar taille losgemaakt
ze mag weer vrijuit ademen
ze wentelt zich om en om in zichzelf
de breedste schepen kan ze dragen

We nestelen ons in het zand
van haar weids gemaakte oevers
we kietelen haar oppervlak
met pas gelakte nagels

Oh zij, reislustig tranendal dat
eeuwen voor ons heeft overleefd
is talloze malen bezien en bezongen
een jaar is voor haar
een vluchtige droom

Geen warme huid of schaterlach
zal haar ervan weerhouden
zich over je te buigen
om jou te zuigen in haar stroom

Johanneke ter Stege (Deventer Dichter)

Hoe toepasselijk is het onderwerp op deze plek. De rivier die voor me ligt wordt hier beschreven, welhaast bezongen. Het is een ‘zij’ met een indrukwekkende staat van dienst. Eeuwenlang stroomt ze hier al en zitten mensen aan haar oevers. En “kietelen” (ik kan me dit beeld zo voorstellen) “haar oppervlak met pas gelakte nagels”. Maar de IJssel heeft ook een ander gezicht en kan zich over diezelfde mensen buigen om ze “te zuigen in haar stroom”. Met het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ van Rijkswaterstaat (niet voor niets de aanbieder van het gedicht) krijgt nu ook de IJssel meer ruimte om buiten haar oevers te treden: “Ze mag weer vrijuit ademen”.

Het gedicht doet me denken aan het reisprogramma ‘Langs de Rijn’ dat begin 2020 werd uitgezonden. Martin Hendriksma en Huub Stapel reizen langs de Rijn vanaf de bron in Zwitserland tot aan de monding in de Noordzee. Onderweg spreken ze allerlei mensen over de rivier. Vaak blijkt dat omwonenden de machtige stroom als een persoon zien, als een femme fatale of juist als vader Rijn. Een (grotere) rivier is heel bepalend voor de economie, maar ook de cultuur in dat gebied. Een rivier brengt verhalen met zich mee.

En inspireert dichters. Dit gedicht van Johanneke ter Stege is niet het eerste gedicht over de IJssel in mijn straatgedichtenverzameling. Eerder al kwam ik in een andere stad aan de IJssel, Zutphen, het gedicht ‘IJsselbrug in de ochtend’ tegen van H.C. ten Berge. Het beschrijft hoe de natuur ontwaakt langs en op de IJssel. Ook in Hattem verwijzen vier dichtregels van Ida Gerhardt op een oud pand naar die rivier. In het bijzonder naar de luchten in het voorjaar, zoals de schilder Jan Voerman ze schilderde.

Ida Gerhardt in Hattem en H.C. ten Berge in Zutphen (helaas niet goed te lezen door de steiger)

Er zullen ongetwijfeld meer IJssel-gedichten zijn, al dan niet in de openbare ruimte te zien. Ik ben blij met mijn meest recente aanwinst. Johanneke ter Stege zet de IJssel beeldend neer in mooie zinnen. Ik ben ervan overtuigd dat haar woorden menig pont-passagier even doet stilstaan. Om vervolgens op die pont met hele andere ogen naar dat water te kijken. Zo’n klein bootje op zo’n machtige stroom.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

Elke Maand Een … | Toon Tellegen in Hattem

Elke Maand Een: Straatgedicht
Soort gedicht: Muurgedicht
Dichter: Toon Tellegen
Plaats: Hattem

Een paar jaar geleden liep ik door het Gelderse Hanzestadje Hattem. Mooi gelegen op de grens tussen IJssel en Veluwe is het de ideale uitvalsbasis voor een wandeltocht of mountainbikeroute door de al enigszins heuvelende bossen in de omgeving. Tot mijn verrassing trof ik op een oud pand vlakbij de molen een straatgedicht aan.

Zal ik weggaan?

Zal ik weggaan?
Zal ik verdrietig worden en weggaan?
Zal ik het leven eindelijk eens onbelangrijk vinden, mijn schouders ophalen
en weggaan?
Zal ik de wereld neerzetten (of aan iemand anders geven), denken: zo is het genoeg
en weggaan?
Zal ik een deur zoeken,
en als er geen deur is: zal ik een deur maken, hem voorzichtig opendoen
en weggaan- met kleine zachtmoedige passen?
Of zal ik blijven?

Zal ik blijven?

Toon Tellegen

Toon Tellegen raakte me met zijn elf regels. De ik-persoon staat voor een keuze. ‘Zal ik weggaan?’ vraagt hij zich af. Hij denkt erover het leven voor een keertje onbelangrijk te vinden, de wereld neer te zetten (of aan iemand anders te geven) en een deur te zoeken. En, bedenkt de ik-persoon, als er geen deur is, zal ik hem maken. En dan zachtjes weggaan, ongemerkt. Of blijft hij toch hier? Heeft hij een keuze?

Ik vraag me af wat de ik-persoon achter zich wil laten. Zijn werk? Zijn leven zoals hij dat nu leeft? Of misschien wel het leven zelf? Het gedicht is op verschillende manieren te interpreteren. Elke lezer zal er weer zijn eigen betekenis uit halen. Ik lees er twijfel in, kalmte en hoop. En mooie bewoordingen. Het is herkenbaar voor velen: wie wil nu niet de wereld die je op je schouders torst even neerzetten of misschien wel aan iemand anders geven?

Dit gedicht komt uit de bundel Alleen liefde (2002). Ik kende Toon Tellegen eigenlijk alleen van zijn romans en kinderboeken, maar hij heeft ook ruim 30 dichtbundels op zijn naam staan. Hoog tijd om er eens eentje in huis te halen.

Net als vorig jaar is de Elke Maand Een …- uitdaging in 2020 een combinatie van eerdere uitdagingen. Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Ook dit jaar komen alle eerdere categorieën aan bod. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

 

Dichten kun je leren

De plaatselijke boekhandelaar schonk de deelnemers het poëzieweekgeschenk

Op palindroomdag sla ik aan het dichten. Samen met zeven andere dichters in spe produceer ik op een regenachtige zondagmiddag het ene na het andere gedicht. Ik wist niet dat ik het in me had.

Ik bevind me in een historisch stadje in het midden van het land. In het kader van de poëzieweek organiseert een vriendin/dichter een poëzieworkshop. Door weer en wind komen verwaaide en verregende deelnemers aan. Het kopje thee wordt dankbaar geaccepteerd als ze aan de lange tafel neerploffen.

Schriften en pennen worden verdeeld, versnaperingen ook. We zijn er klaar voor en stellen ons voor via een naamgedicht. Hoewel niemand van ons Wilhelmus heet, gaat het ons goed af. Enkele woorden, hele verhalen: de variatie is groot.

Door naar de Middeleeuwen. Het vaste rijmschema van het rondeel valt me zwaar. Het voelt als een sinterklaasgedicht in het kwadraat. Ik vind: serieuze poëzie heeft serieuze rijm nodig. Denken en schenken is off limits. Gelukkig ben ik niet de enige met problemen. Menig rondeel ontstaat onder veel gezucht en gesteun.

Het kreeftgedicht dan? Van voor naar achteren en van achteren naar voren moet er een logisch en goed (of mooi of grappig) gedicht uitkomen. De deelnemers verrassen elkaar met de korte rake zinnen. Heeft de datum van vandaag voor inspiratie gezorgd?

We eindigen met een voordracht, zoals het de echte dichter betaamt. Staand lezen de dichters hun eindproducten voor. Soms kort en grappig, soms indrukwekkend mooi. Mijn buurman kiest voor een modern sonnet, “omdat het niet rijmt”. Precies diezelfde gedachte ligt ten grondslag aan mijn gedicht. Ik wilde schrijven over wandelen, maar uit mijn pen vloeide iets heel anders. Warmgedraaid door de vele vormen en oefeningen schreef ik over ‘de ochtend erna’.

De ochtend erna

Op mooie zomeravonden
Gingen we op in onze omgeving
Werden we bomen, gras en fluitekruid
Onzichtbaar voor toevallige voorbijgangers

We liepen naar de verte
En praatten met elkaar
Over het leven en daarna
De stilte was ver weg

Beloof je het? vroeg je
Natuurlijk, zei ik toen
Ik hou me aan mijn woord

Het is een ijzige ochtend
Die avond staat in mijn geheugen gegrift
Het gezegde is voor altijd stilte

Pieterpad etappe 2: Winsum – Groningen

Route: Pieterpad
Afstand: 21 km
Start: Station Winsum
Eind: Station Groningen

Pieterpad, het pad der paden. Of in ieder geval het eerste langeafstandspad in Nederland. Het loopt van Pieterburen naar de Sint Pietersberg en spreekt tot de verbeelding. Vele mensen lopen het en doen er soms jaren over om het uit te lopen. Een vriendin van mij liep het pad in 2018 in anderhalve maand, vrijwel achter elkaar. Ik liep toen twee etappes in Drenthe met haar mee. Hoog tijd voor de rest.

Op een van de laatste dagen van het jaar is er mooi winterweer voorspeld. Ik heb een zondag zonder afspraken en besluit een vroege trein naar Winsum te pakken voor de tweede etappe van het Pieterpad. Als ik in Groningen overstap op de trein naar Roodeschool, stappen er met mij nog een aantal wandelaars in. Ze hebben het over ‘De Gouden Karper’, een herberg in Winsum, maar ook het beginpunt van de tweede etappe. Dit moeten wel Pieterpadwandelaars zijn.

In Winsum is het stil. Zondagochtend half 10 in de kerstvakantie is blijkbaar geen tijd om naar buiten te gaan. Het is ook knap koud, wellicht dat dat ook niet meehelpt. Ik geniet van de rust als ik met behulp van de aanwijzingen in het boekje naar ‘De Gouden Karper’ loop. Vanaf daar gaat de route al snel Winsum uit.

Over een rustig landweggetje loop ik tussen de weilanden richting Garnwerd. De beloofde zon laat nog op zich wachten, maar de rijp op de weilanden levert mooie plaatjes op. Er lopen twee mannen met vier honden voor me. De honden lopen los en zijn erg enthousiast. Nu ben ik niet zo’n fan van enthousiaste honden en ga steeds langzamer lopen. Het mag niet baten. Midden op een smal fietspad lassen ze een pauze in, waar koekjes voor zowel mens als dier aan te pas komen. De mannen zien mijn aarzeling, grijpen de honden vast en zeggen het bekende zinnetje ‘ze doen niks hoor!’. Ik mompel een bedankje en zet flink de pas erin. Het geblaf achter me wordt langzaam zachter.

Het Groninger land op een winterse zondagochtend

Uit de richting van Garnwerd hoor ik de knallen van het carbid schieten. Tot aan Groningen blijven de knallen te horen. Nog een paar dagen tot aan oud en nieuw. Dat kan niemand ontgaan. De route laat Garnwerd links (of eigenlijk rechts) liggen. Het is nog vroeg en waarschijnlijk is er weinig horeca open. Ik besluit maar door te lopen. Bij de Wetsingersluis in het Reitdiep breekt dan toch een winterzonnetje door en het landschap krijgt een heel ander aangezicht.

Verder naar Oostum. Als in de verte het kerkje, hooggelegen op een wierde, opdoemt, zie ik langs de weg een schilderij van – juist – hetzelfde kerkje. Bijna 100 jaar geleden, in 1922, schilderde Ploeglid Johan Dijkstra hier het kerkje van Oostum. Door zo’n bord kijk je heel anders naar het landschap om je heen. Een leuk idee!

Het schilderij met rechts in de verte het kerkje

Het kerkje van Oostum

In Wierumerschouw stuit ik op een van de omleidingen van deze etappe. Door een aanvaring is de Paddepoelsterbrug over het Van Starkenborghkanaal gestremd. Gelukkig zijn er meer bruggen en de goed aangegeven markering brengt me langs het Reitdiep naar de Dorkwerderbrug. Op de dijk langs het Reitdiep staat de lage zon recht voor me. De silhouetten van de Pieterpadwandelaars die in de verte voor me lopen, steken mooi af tegen de kale bomen. Als ik me omdraai ziet de wereld er heel anders uit. De dreigende lucht met zon maakt dat ik een beetje sneller ga lopen.

Het Reitdiep richting de zon

Het Reitdiep met de zon in de rug

Langs het Van Starkenborghkanaal loop ik naar de plek waar de route oorspronkelijk zou uitkomen. Waar een brug zou moeten liggen, is nu een vrije doorgang. Dat was inderdaad lastig oversteken geweest. De route buigt hier af richting Groningen. Al snel zie ik rechts van me de eerste gebouwen van universiteitscomplex Zernike opdoemen.

De Paddepoelsterbrug is verdwenen

Aan mijn linkerhand staat een bord dat wijst ‘naar het klooster’. Nu zie ik geen klooster, maar wel een gedicht. Albertina Soepboer beschrijft het klooster dat hier ooit stond. Een tweede gedicht van Lammert Tesinga even verderop heeft de titel ‘Galgenveld’. Google geeft een verklaring. Beide gedichten verwijzen naar Kasteel Selwerd (nog steeds een wijk in Groningen) dat in de Middeleeuwen op deze plek stond. Het klooster en galgenveld lagen bij het kasteel. Ook lees ik dat er hier nog twee gedichten zijn die verwijzen naar het kasteel. Nog maar een keer terug!

Gedicht van Lammert Tesinga

Via Selwerd en het Noorderplantsoen loop ik de stad in. Ik heb 7 jaar in Groningen gewoond en ik bevind me op bekend terrein. Via het Hoge der A, de Vismarkt, de Folkingestraat en het Groninger Museum kom ik weer bij het station uit. Het was een mooie etappe op deze winterdag. Volgende keer de laatste Groningse etappe van Pieterburen naar Winsum en dan vanaf Schoonloo verder Drenthe in.

Het bekende Hoge der A

Benieuwd naar de andere gelopen etappes van het Pieterpad? Hier vind je de etappes tot nu toe.

Elke Maand Een … 2019 | Terugblik

2019 was een lustrumjaar voor de Elke Maand Een-uitdaging. Vijf jaar geleden begon ik met de uitdaging om elke maand over een museum te schrijven. De jaren daarop schreef ik over een foto met een verhaal, een route en een straatgedicht. In dit lustrumjaar besloot ik gedurende 2019 over alle vier de uitdagingen te schrijven.

Hoe is het me bevallen? Erg goed. Dit was geen lastig opgave. In enkele maanden schreef ik zelfs over meerdere zaken. Vooral die afwisseling maakte het leuk. Niet elke maand een museum, maar ook eens een route, een straatgedicht of een bijzondere foto waarbij het verhaal zich makkelijk laat schrijven.

Straatgedicht

Nog steeds kijk ik op de plekken waar ik kom om me heen, in de hoop een straatgedicht te spotten. Vaak lukt dat ook. Zo ontdekte ik dit jaar in de Passage in Den Haag, op station Utrecht Centraal, in Tilburg en in de veerterminal van Harlingen mooie exemplaren waar ik over schreef. Ik zag er echter veel meer, zoals deze in Naarden-Vesting.

Jana Beranová in Naarden-Vesting

Genoeg materiaal dus om volgend jaar mee verder te gaan.

Route

Kanoën in de Mastenbroekerpolder

Naast wandelroutes in Zeeland, het Rijk van Nijmegen en het Eiland van Schalkwijk schreef ik dit jaar ook een artikel over een kanoroute. Een activiteit die ik graag, maar veel te weinig doe. Ik ben wel benieuwd of dit de kanoërs onder de lezers aangezet heeft tot kanoën.

Foto

De lezer in de Hortus Botanicus Leiden

Als ik iets aparts, bijzonders of gewoonweg moois zie, maak ik er een foto van. Soms leidt dit tot een verhaal. Zo kon ik dit jaar de lezer in de Hortus in Leiden niet ongemerkt voorbij laten gaan en werd het ook hoog tijd om de stiltecoupé in een artikel te verwerken. Daarnaast inspireerden een zak glutenvrij hondenvoer en een roze post-it me tot verhalen. Door foto’s als uitgangspunt te nemen krijg je verrassende posten.

Museum

Detail uit Collage#6 van Ruud van Empel in Museum Belvédère Oranjewoud

Ik kom niet elke maand meer in een museum, maar toch wel met enige regelmaat. En altijd valt er weer iets op. Een kunstwerk, een persoon, een sfeer. Genoeg stof tot schrijven. De beschreven musea van dit jaar lagen verspreid over het (buiten)land, namelijk in Rheine in Duitsland, Oranjewoud en Tilburg.

Dus

Een behaalde uitdaging dus in 2019. Een overzicht van alle blogposten vind je hier. De afwisseling tussen de verschillende onderwerpen is me zo goed bevallen dat ik hier in 2020 mee doorga. Elke maand een Museum, Foto, Route of Straatgedicht in 2020!