Het kerkje van Schurega

Het kerkje van Schurega (Bron: Google Street View)

Augustus 2022
Het smalle bochtige fietspaadje duikt een bos in. Ik luister goed of ik geen andere fietsers aan hoor komen. Passeren op dit pad zal een uitdaging worden. Na een bocht is daar opeens een kerkje. Stralend in de zon.

December 2022
Er is mist voorspeld. En gladheid. Geen ideale combinatie in het donker. De auto voor ons neemt ook de afslag naar het zandpad. Het pad is smaller dan ik me kan herinneren. Vanaf het parkeerplaatsje lopen we naar de verlichte ingang, waxinelichtjes in grote glazen bollen aan weerszijden van het pad wijzen de weg.

Augustus 2022
De withouten kerktoren en de gebrandschilderde ramen vallen op. Het kerkhof wordt omzoomd door een weelderige beukenhaag.

December 2022
Weggedoken in dikke winterjassen en sjaals wachten de weinige, veelal oudere mensen, op wat komen gaat. ‘Het is hier 14 graden’ fluistert een man voor me naar zijn buurvrouw. Zij wikkelt haar dikke wollen sjaal met nog een slag om haar hals.

Augustus 2022
Ik zoek de schaduw op van een imposante eik. Het is hier verlaten. Op het parkeerplaatsje staat het gras hoog.

December 2022
Ademloos luisteren we naar het duo dat op piano en viool Armeense volksmuziek ten gehore brengt. Ongewild denk ik aan hoe koud de violiste het moet hebben in haar glanzende zwarte topje, dunne pantalon en pumps.

Augustus 2022
Een bordje op de kerkmuur geeft aan dat dit een refugio is. Een van de aanlooproutes naar Santiago de Compostella loopt hierlangs. Ook Nederlandse kerken bieden tegenwoordig de pelgrim onderdak.

December 2022
Het is pauze en een mevrouw van de organisatie stapt het podium op. Ze krijgen de verwarming niet aan de praat. Dat hadden we vast al wel gemerkt. Aan ons en de muzikanten de keus: het programma eindigt nu of we gaan door in een steeds kouder wordende kerk.

Augustus 2022
Hoe oud zou dit kerkje zijn? Ik pak mijn telefoon erbij.

December 2022
In de hal van het kerkje staan we dicht op elkaar met onze handen om koppen met dampende koffie, thee en chocolademelk. Wildvreemde mensen hebben levendige gesprekken. De situatie maakt de tongen los.

Augustus 2022
Hey, dit is ook een trouwlocatie en je kunt het kerkje afhuren voor vergaderingen. Dat moet ik onthouden.

December 2022
Op sneakers en gehuld in een wollen vest zet de violiste na de pauze haar strijkstok op haar viool. Ze wisselt een blik met de pianist die zijn zwarte pak verwisseld heeft voor een spijkerbroek en een warme Noorse trui. De akoestiek van de driehonderd jaar oude kerk verspreidt de klanken.

Augustus 2022
En er vinden concerten plaats, interessant. Vlak voor kerst is er een optreden van een Friese pianist en een Armeense violiste. Voor de zekerheid noteer ik het in mijn agenda.

December 2022
Na een staande ovatie lopen we door de hoge toegangsdeur de flakkerende kaarsjes tegemoet. In het lichtschijnsel zie ik een fietspad het bos ingaan.

De dichter en de ud-speler

Bron: Pexels.com

Hij lacht me toe als ik binnenkom en heft bij wijze van welkom zijn kartonnen bekertje met ruitjesmotief op. De man naast hem staart in de verte, geen glimlach, geen teken dat hij mij heeft opgemerkt. Ik lach terug, knik, zoek een vrij tafeltje uit, ga zitten en leg mijn natte paraplu op de grond . De persoon die na mij binnenkomt krijgt eenzelfde ontvangst: lachen, heffen, staren.

Als het zaaltje zich langzaam heeft gevuld en iedereen van koffie en thee is voorzien, lopen de mannen naar voren. De starende is langer dan de lachende, dunner ook. Zijn stippeltjesbroek, zijn tot bovenaan dichtgeknoopte blauw geruite overhemd en zijn okergele colbertje sluiten nauw om zijn lichaam. Zijn gezicht is lang, zijn donkere ogen nu fel gefocust op zijn publiek. Zijn handen klemmen zich om het spreekkatheder.

Zijn nog steeds glimlachende vriend gaat naast hem zitten op zo’n zelfde houten stoel als wij. Hij rangschikt zijn wollen sjaal op zijn wijde spijkerjasje, pakt de ud op en begint te tokkelen. Zijn vingers vliegen over de snaren. Zijn hoofd beweegt zachtjes mee met de muziek . Arabische klanken vullen het museumzaaltje . Met mijn ogen dicht waan ik me in het Midden-Oosten, op een binnenplaats op een lome nazomermiddag. Kippen scharrelen langs, kinderstemmen klinken op, in de verte hoor ik bijna de geluiden van de soek.

Na een paar minuten kijkt de ud-speler de dunne man aan. Een nauwelijks zichtbaar knikje. De ud verstomt, de magere man schraapt zijn keel en begint hardop te lezen uit het dunne boekje dat hij in zijn hand houdt.

Hij draagt korte regels voor in het Nederlands. Geen rijm, wel ritme. Zijn klinkers zijn korter en harder dan die van mij, zijn s-en eindigen in langgerekte z-en. De pauzes tussen de strofen zijn nadrukkelijk. Door het raam achter de dichter zie ik grijze wolken voorbij drijven. De regen die al de hele dag onafgebroken valt, tikt tegen de ramen. Het is drie uur ‘s middags en al schemerig .

Een nieuwe strofe. Ik luister hoe de dichter oorlog, vluchten en vrijheid in woorden vangt. Ik reis met hem mee naar het verre westen. Hoe noordelijker, hoe beter. Weg van de dictator. Ik ontmoet smokkelaars, ben voortdurend op mijn qui-vive voor de geheime politie. Het is een spannend verhaal. Als het niet zo schrijnend was.

De mensen in het zaaltje zwijgen, luisteren ingespannen naar een herinnering van ruim 20 jaar oud. De kartonnen bekertjes op de tafels zijn leeg. De ud ligt werkeloos op de schoot van zijn speler, die slechts oog heeft voor een verte waar wij ons als publiek maar een vage voorstelling van kunnen maken.

Seringenwijn

In IJstijd (2014) van Maartje Wortel zit muziek. Letterlijk. In de 235 bladzijden komen meerdere zangers, bands en songteksten voorbij. Ongeveer 50 bladzijden voor het einde schrijft de hoofdpersoon een mail met enkele regels uit een nummer dat herinneringen oproept. Herinneringen aan een ander deel van het land, aan een andere periode in mijn leven. Muziek kan dat, je terugbrengen naar een bepaald moment.
IJstijd Maartje Wortel
Het gaat om het nummer Lilac Wine. Origineel geschreven door de voor mij onbekende James Shelton in 1950. Daarna talloze malen gecoverd door o.a. Nina Simone, Jeff Buckley en John Legend. Ik hoorde Lilac Wine nu ruim 10 jaar geleden voor het eerst, in de uitvoering van Katie Melua.

Het was de tijd waarin je nog cd’s kocht. In winkels die nu al lang niet meer bestaan. Ik studeerde nog. Leerde de lesstof het liefst met achtergrondmuziek aan. De rustige muziek van Katie Melua was daar uitermate geschikt voor. Haar cd Call of the search (2003) met als laatste nummer Lilac Wine, kon ik dan ook dromen.

De tekst vertelt over een verloren geliefde. De verteller/zangeres zoekt zijn/haar troost in wijn, gemaakt van seringen. De wijn doet zijn werk en de verteller raakt steeds meer van de wereld.

It makes me see what I want to see
And be what I want to be
When I think more than I want to think
Do things I never should do
I drink much more that I ought to drink
Because it brings me back you

Maartje Wortel beschrijft het mooi: “Het haalt dingen terug die verloren zijn gegaan, ook al is er niets in mijn leven wat echt verloren is gegaan.”

En dat is precies wat dit nummer doet, wat muziek doet. Het haalt dingen terug die verloren zijn gegaan, vergeten. Ik zie mij weer zitten in mijn flatje. De gaskachel opgestookt. Kopje thee binnen handbereik. Voor me op de tafel de studieboeken uitgespreid. Potlood in de aanslag, collegeblok. Aan het leren voor dat tentamen. Weer eens te laat begonnen.

Ik zocht de songtekst op internet en vond op Wikipedia een verrassend detail over de oorsprong van Lilac Wine. Het lijkt zijn grondslag te hebben in een zin uit een Engelse roman uit 1925. In Sorrow in Sunlight van de Engelse, door Oscar Wilde geïnspireerde, schrijver Ronald Firbank biedt de hoofdpersoon op een feestje wijn aan: “a light, lilac wine, sweet and heady”. Precies de beschrijving die ook in de songtekst terug te vinden is.

Een paar zinnen in een boek en ik heb een verse herinnering, een CD om weer eens op te zoeken (op Spotify ditmaal) en een boekentip. Want schrijvers die zich laten inspireren door Oscar Wilde verdienen het om gelezen te worden, ook 90 jaar na dato.

Afgelopen jaren verscheen op deze blog regelmatig een recensie over een boek dat net dat beetje extra had. De boeken waren zeer divers, de recensies ook. Soms las ik een maand geen opvallend boek, soms twee achter elkaar. Mijn boekbelevingen vind je hier. Dit jaar wil ik het vanuit een andere invalshoek benaderen. Elke maand kies ik één boek uit waar iets verrassends in zit. Dat kan van alles zijn, een citaat, een vreemde naam voor een café, een gevoel dat je er aan over houdt, stijl, een woord, de mooie cover, muziek, noem het maar. Het vereist een wat andere manier van naar een boek kijken en laat je langer stilstaan bij het gelezene. Komend jaar ben ik gespitst op het  verwonderpunt.

Dialoog bij de koelkast

Afbeelding: modern.nl
Afbeelding: modern.nl

Twee collega’s staan bij de koelkast. De deur staat open en beide kijken fronsend naar binnen.

“Wat zit er in dat zakje?”
“Kaas misschien?”
“Durf jij het te pakken?”
“Nee …”

In het keukentje hangt al de hele dag een ondefinieerbare geur die zelfs met de beste wil van de wereld niet als fijn of aangenaam bestempeld kan worden. De twee dapperen hebben de stoute schoenen aangetrokken en zijn op zoek gegaan naar de oorzaak.

Toen ik de dialoog hoorde, zweefde vrijwel onmiddellijk Weird Al Yankovic mijn hoofd binnen. En dan in het bijzonder zijn lied Livin’ in the Fridge, een parodie op Livin’ on the Edge van Aerosmith. Minutenlang zingt Weird Al over zijn koelkast en dan vooral over hetgeen er in ligt. Iets dat waarschijnlijk van zijn huisgenoot is, maar nu niet meer herkenbaar is als iets eetbaars. Hij eindigt zijn eerste couplet met de weinig goeds belovende zin “It looks like it’s alive …” Was dat ook een gedachte die door het hoofd van mijn collega schoot toen hij ervoor bedankte om het zakje te pakken?

Misschien kende hij het liedje van Weird Al. Schoten de woorden “green” en “growin’ hair” door zijn hoofd. Is het geen kaas, maar “wooly mammoth steak” of “liver cake” dat al de hele week ligt te rotten. Wie weet, misschien al sinds juli. Niet iets om op te pakken. En als hij de tekst kent, weet hij ook dat hij zeker geen tweede keer moet gaan kijken. Weird Al deed het wel aan het einde van zijn lied. De aandachtige luisteraar hoort na “Well, maybe I should take another peek…” de koelkastdeur piepend opengaan. Direct gevolgd door een afschrikwekkende schreeuw.

Hoewel bij deze spannende situatie een passend einde had gepast – iets in de trant van “Na het openen van de koelkastdeur zijn de dappere collega’s nooit meer gezien” – was de realiteit iets minder spectaculair. Althans dat denk ik. De geur is verdwenen en de collega’s lopen nog vrolijk rond op onze afdeling.

Alhoewel… het lijkt of een van de twee wat mank loopt sinds het incident … Maar dat kan ook mijn verbeelding zijn.

De songtekst van Livin’ in the Fridge (1993) van Weird Al Yankovic (via http://www.azlyrics.com)

There’s something weird in the fridge today
I don’t know what it is
Food I can’t recognize
My roommate won’t throw a thing away
I guess it’s probably his
It looks like it’s alive…

And livin’ in the fridge… livin’ in the fridge
Livin’ in the fridge… livin’ in the fridge

There’s something gross in the fridge today
It’s green and growin’ hair
It’s been there since July
If you can name the object
In that baggie over there
Then mister, you’re a better man than I

It’s livin’ in the fridge
You can’t stop (dysentary) the mold from growin’ (dysentary)
Livin’ in the fridge
Can’t tell what (dysentary) it is at all (dysentary)
Livin’ in the fridge
You can’t stop (dysentary) the mold from growin’ (dysentary)
Livin’ in the fridge

Tell me, do you think it should be carbon dated
Fumigated or creamated and buried at sea?
You try to save a little bit of you’re home cookin’
Couple weeks later, got a scary-lookin’ specimen
It always happens my friend
Again & again & again & again

Somethin’ stinks in the fridge today
And it’s been rottin’ there all week
It could be liver cake or wooly mammoth steak
Well, maybe I should take another peek…

Livin’ in the fridge
You can’t stop (dysentary) the mold from growin’ (dysentary)
Livin’ in the fridge
Can’t tell what (dysentary) it is at all (dysentary)
Livin’ in the fridge
You can’t stop (dysentary) the mold from growin’ (dysentary)
Livin’ in the fridge
Livin’ in the fridge
Don’t know what it is, don’t know what it is
Livin’ in the fridge
Don’t know what it is, don’t know what it is
Livin’ in the fridge
Don’t know what it is at all
Livin’ in the fridge, yeah
Yeah yeah yeah yeah yeah yeah yeah yeah yeah
Yeah yeah yeah yeah yeah yeah

No limit

wpid-20141016_173730.jpgThere’s no limit. In een flits komen de bekende woorden voorbij. Omkaderd door het raam. Het moment daarop weer uit beeld geschoven. Vervolgens de kiosk, mensen met paraplu’s, met AH-to-go zakken, met kartonnen koffiebekers van Starbucks, met smartphones, koptelefoons. Ernstige gezichten. Opzij, opzij, opzij maant het volgende bord. De trein remt langzaam af. Witte letters op een rode achtergrond lijken te schreeuwen naar de reiziger. Proberen een boodschap over te brengen. Terwijl ik de roltrappen voorbij zie komen, een van zwart draadstaal vervaardigd bankje, dringt 2 Unlimited zich op. In mijn hoofd, niet op een affiche. Drie woorden scheuren het blik ‘jaren 90-muziek’ weer open, dat zorgvuldig afgesloten weggeborgen was onder heel veel andere, nieuwere muziek.

No no limit, we’ll reach for the sky, no valley too deep, no mountain too high.

Het balkon, de gele knop. Deuren gaan open. Een paar passen, dan de trap op. Mensen ontwijkend richting de OV chipkaartpoortjes. Het vertrouwde geroezemoes van de stationshal verdringt langzaam Ray en Anita. En dan, de trap weer af, mensen ontwijkend. De achterlichten van de bus in de verte. Twee minuten. Snel snel, looppas. “Goedemorgen”. Een knikje van de buschauffeur. Met een enigszins versnelde ademhaling plof ik neer op een van de vrije bankjes achter in de bus. Gehaald. De geur om me heen van pasgewassen haren, onlangs opgespoten deo, vers gedrukte krant. Even 10 minuten achterover leunen, naar buiten staren.

Een rood-wit affiche schuift weer in beeld. In mijn gedachten. Geslaagde reclame. Het blijft hangen, brengt gevoelens teweeg, roept herinneringen op.

Maar waar is het eigenlijk reclame voor?

Nieuwe huisgenoot

Sinds kort hebben we een nieuwe huisgenoot. Laten we hem C. noemen. Op dit moment zit hij in de schuur. Bij te komen. Maar misschien al morgen mag hij ons verblijden met zijn gezelschap, in de woonkamer. Op een prominent plekje. Zal hij de donkere herfstdagen die komen, opvrolijken. Wederhelft is erg enthousiast over C. Heeft hem volledig in zijn armen gesloten. En eerlijk is eerlijk, hij heeft hem, sinds hij hier is, ook echt gevormd naar het evenbeeld.

Al weken had hij het er over. Hoe C. zijn leven zou kunnen verrijken. En ik dan, dacht ik nog, maar ach, je moet je man ook af en toe zijn geneugten gunnen. Op internet kon hij uren zoeken naar de juiste C. Want hij komt in vele gedaanten, die C. Door de boxen klonk hij, één van de C.’s, dwars door de Ebola-verhalen heen, door een verslag over een onthoofde hulpverlener, ja zelfs dwars door de handgebaren van Peter Kuipers Munneke.

Blij als een kind liet Wederhelft uiteindelijk een foto van de juiste C. zien. Deze moest het worden. In het begin zou er hier en daar nog wat bijgeschaafd moeten worden aan zijn gedaante, aan zijn buitenkant. Maar, schatte hij, met een week hebben we een volwaardige C. Hij zag zichzelf al op hem zitten en hem met zijn handen beroeren.

Je begrijpt dat ik zijn enthousiasme met gemengde gevoelens aanzag. Geduchte concurrentie op de toch al korte avond. Niks samen op de bank, niks geen arm. Maar hij en C., samen, in opperste concentratie. Wederhelft zag mijn twijfel en stelde al voor om C., als hij er eenmaal was, mee te nemen naar de zolder. Zodat hun samenspel mij niet zou storen. Op de een of andere manier voelde dat ook niet goed. Met lichte zelfdwang zette ik me erover heen en bereidde me voor op de nieuwe huisgenoot.

Vrijdagavond was het zover. Helemaal uit Duitsland kwam hij, of eigenlijk uit Peru. Zijn voorouders hadden verre zeereizen gemaakt, roken naar specerijen en hadden vele lange nachten opgevrolijkt met hun aanwezigheid. Via allerlei omzwervingen kwamen C.’s voorouders uiteindelijk in Spanje terecht, vanwaar zij zich verspreidden over Europa. En nu dus in onze woonkamer.

Ik moet zeggen dat C. niet leek op zijn foto. “Dat komt nog wel”, verzekerde Wederhelft me, “met mijn hulp is C. binnen een paar dagen zoals C. moet zijn”. Ik moet het hem nageven, hij heeft gelijk gekregen. Na de laatste behandeling, vanmiddag in de tuin, stond daar een echte C. Trots en bijna klaar om zijn functie te vervullen. Mooi hoekig, maar toch afgeplat op de juiste plaatsen, het gat op de juiste plek en nu dus ook gehard, althans, na vannacht.

Tot een paar weken geleden had ik nog nooit van C. gehoord. Maar nu ik hem heb leren kennen, ben ik stiekem wel benieuwd geworden hoe C. het straks gaat doen. In gezelschap van P., V., A., G. en natuurlijk de zangers. Hij zal de basis vormen, het ritme bepalen met zijn verschillende klanken. Synergie met zijn bespeler is in deze onontbeerlijk. Als ik het zo bekijk, zit dat wel goed. Letterlijk en figuurlijk.

Cajon

C.’s officiële naam is Cajón en behoort tot de familie van handtrommels, die je bespeelt door erop te zitten. Als bouwpakket kwam hij bij ons binnen. Hij zal straks zijn kunsten gaan vertonen met verschillende instrumenten als piano, viool, accordeon, gitaar en hun bespelers, tevens zangers. Nu nog in de anonimiteit, maar wie weet, over een paar jaar …

Protestlied voor 90 jaar oorlog

 

Laatst hoorde ik, weer voor het eerst sinds tijden, The Grave van Don McLean. Een lied van het American Pie album uit 1971. Begeleid door gitaar, bezingt Don McLean de dood van een jonge soldaat. Op zijn graf liggen bloemen in vrolijke zomerkleuren, bloemen die op de omringende heuvels bloeien. Een vredig plaatje.

Een wrange tegenstelling met de reden van zijn dood: oorlog. Diep weggedoken in de loopgraven wachtte hij uren en uren, hield zijn geweer goed vast en bad om niet te sterven zoals zijn kameraden, die één voor één sneuvelden in de strijd.

Bij mij riep The Grave altijd de associatie op met de Eerste Wereldoorlog. Jonge mannen vechten voor hun land in onbekende oorden. Modder, loopgraven en vele doden behoren tot de dagelijkse realiteit. Bijna elke jonge man ging in dienst. Het was, toentertijd, not done, om niet te gaan. En in landen als Groot-Brittannië kende het straatbeeld in 1914-1918 nauwelijks meer mannen onder de 30.

Een lied om te draaien als je boeken als Im Westen nichts Neues (Erich Maria Remarque), De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek (Conny Braam) en The Absolutist (John Boyne) leest. Zeker dit jaar, nu 100 jaar geleden de Eerste Wereldoorlog begon, zijn de boeken met dit onderwerp niet aan te slepen.

In 1971 schreef Don McLean echter geen lied over de Eerste Wereldoorlog. Een andere oorlog hield de gemoederen toen bezig: de Vietnamoorlog. En die oorlog had Don dan ook in gedachten. De emoties blijven echter hetzelfde, de gevolgen ook. Dat was ook wat George Michael dacht toen hij in 2003 een cover maakte van The Grave in protest tegen een oorlog in weer een ander deel van de wereld: Irak. Een tijdsbestek van 90 jaar en het beeld blijft hetzelfde.

De songtekst van The Grave – Don McLean

The grave that they dug him had flowers
Gathered from the hillsides in bright summer colors
And the brown earth bleached white
At the edge of his gravestone, he’s gone

When the wars of our nation did beckon
A man barely twenty did answer the calling
Proud of the trust that he placed in our nation, he’s gone
But eternity knows him and it knows what we’ve done

And the rain fell like pearls on the leaves of the flowers
Leaving brown, muddy clay where the earth had been dry
And deep in the trench he waited for hours
As he held to his rifle and prayed not to die

But the silence of night was shattered by fire
As guns and grenades blasted sharp through the air
One after another his comrades were slaughtered
In morgue of marines, alone standing there

He crouched ever lower, ever lower with fear
They can’t let me die, they can’t let me die here
I’ll cover myself with the mud and the earth
And I’ll cover myself, I know I’m not brave

This earth
This earth
This earth
Is my grave

The grave that they dug him had flowers
Gathered from the hillsides in bright summer colors
And the brown earth bleached white
At the edge of his gravestone, he’s gone

Bron: metrolyrics.com

‘Gracias a la vida’: muziek in een roman

wpid-20140112_110011.jpgMuziek figureert regelmatig in een roman als een metafoor, als thema of simpelweg als sfeertekening. Draai het bewuste muziekstuk tijdens het lezen van de scene en het gelezene gaat leven. Er zijn zelfs boeken die hier op in spelen en een CD bij het boek aanbieden.

Het voordeel van literatuur uit andere culturen is dat je er ook de muziek uit die cultuur bij krijgt. Muziek waar je anders niet zo snel tegenaan was gelopen. Nu wil het geval dat ik een boek aan het lezen ben van de Spaanse auteur María Dueñas. Ergens op de helft van het boek De wereld vergeten (2012) danst één van de oudere personages “in nachthemd en met de muziek op vol volume” op een nummer dat op een grote zwarte grammofoonplaat staat. Muziek uit andere tijden, die de lezer terugvoert naar het Spanje of Latijns-Amerika van de jaren 60.

Het nummer op de grammofoonplaat is Gracias a la vida van de Chileense zangeres Violeta Parra uit 1966. Een lied, dat nadien talloze malen gecoverd is, vertaald is in meerdere talen en wordt gebruikt als titel voor evenementen. In de tekst bedankt de zangeres alles wat haar gelukkig maakt in het leven. Twee ogen, waarmee ze de sterren kan zien; het alfabet, waarmee ze woorden kan maken; voeten, waarmee ze door plassen kan stappen en door steden kan dwalen.

Voor mij geeft het nummer sfeer aan het boek. Ik zie zo een lommerrijk terras voor me, ergens op een verscholen pleintje in Madrid, in de namiddag. De zon staat al wat lager. De warmte is gevangen tussen de muren in de stad. Niets hoeft, geen afspraken die nagekomen dienen te worden, uren kun je daar blijven zitten, de atmosfeer in je opnemend.

Maar dat is de wereld van de roman. De werkelijkheid blijkt vele malen harder. Kort nadat Violeta Parra met dit nummer het leven bedankte, dat haar zo veel had gegeven, maakte ze een einde aan haar leven. Nog geen 50 jaar oud, kon ze niet meer leven met de verbroken relatie met haar grote liefde.

 

Gracias a la vida van Violeta Parra

 

Gracias a la vida in Nederlandse vertaling:

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het gaf me twee ogen, die, als ik ze open,

perfect het zwart van het wit onderscheiden

en in de hoge hemel, de met sterren bezaaide diepte

en in de menigte de man van wie ik houd.

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het heeft me gehoor gegeven dat in zijn volle bereik,

de nacht en de dag, krekels en kanaries

hamers, turbines, geblaf en regenbuien opvangt,

en de zo tedere stem van mijn geliefde.

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het heeft me geluid en het alfabet gegeven;

daarmee de woorden die ik denk en spreek:

moeder, vriend, broer en licht dat de weg verlicht

naar de ziel van degene die ik liefheb.

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het heeft vaart aan mijn vermoeide voeten gegeven ;

met hen liep ik door steden en plassen,

stranden en woestijnen, bergen en vlakten,

en door jouw huis, jouw straat en jouw tuin.

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het heeft me een hart gegeven dat heftig slaat

als ik de vrucht van het menselijk verstand zie,

als ik het goede zo ver van het kwade zie,

als ik in de diepte van jouw heldere ogen kijk.

 

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.

Het heeft me de lach en de traan gegeven.

Zo onderscheid ik geluk van verdriet,

de twee elementen die mijn lied vormen,

en jullie lied, dat eenzelfde lied is,

en het lied van allen, dat mijn eigen lied is.

 

Dank aan het leven.

 

(Bron: songteksten.net)