Elke Maand Een … | Achterberg in de Passage

Elke maand een: Straatgedicht
Soort gedicht:
Muurgedicht
Waar: Den Haag
Dichter: Gerrit Achterberg

Een perfecte cirkel. Boven mijn hoofd. Uitgelicht door een aarzelend februari-zonnetje.

Om me heen slenteren mensen. Hun blikken gaan naar de aanlokkelijke etalages. Weinigen kijken naar beneden. Naar de patronen in het graniet. Weinigen kijken omhoog. Naar de bijzondere bogen, de verticale tuinen, de perfecte cirkel van licht.

En Achterberg? Zien zij zijn woorden staan?

Ik zie ze. Ik wist dat ze hier ergens moesten zijn. Ik vind ze aan de rotonde. De entourage had ik niet verwacht. De zonnige omstandigheden niet. Het maakt dat die 14 regels nu onlosmakelijk verbonden zijn met dat gevoel van verwondering.

De weerspiegeling achter de woorden zal me nog regelmatig terugbrengen naar die fijne februari-dag in Den Haag. Stad van Couperus, van Bordewijk. Van romans die ik met veel plezier heb gelezen. Ik liep door het eerste en oudste winkelcentrum van Nederland. Met een doel. Maar kreeg meer dan dat.

In 1953 schreef Gerrit Achterberg:

In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet

66 jaar later zijn deze regels nog net zo waar.

Ga naar die hartkamer. Laat de omgeving op je inwerken. Kijk ook eens omhoog en naar beneden. Lees het gedicht met de beroemde regel “Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.”

Om dan door één van de drie uitgangen weer op te gaan in de oude binnenstad van Den Haag.

PASSAGE

Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.

Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.

Gerrit Achterberg

Uit: Ode aan den Haag, 1953

2019 is een lustrumjaar voor Elke Maand Een… Afgelopen jaren schreef ik elke maand over respectievelijk een museum (2015), een route (2016), een foto (2017) en een straatgedicht (2018). Dit jaar laat ik alle eerdere categorieën aan bod komen. Een overzicht van de artikelen vind je hier.

 

Het huis van het boek

Monnik in Museum MeermannoVoorovergebogen zit hij in zijn bankje. Zijn gezicht gaat schuil achter de kap van zijn monnikspij. Er hangt een serene atmosfeer in deze ruimte. De Gregoriaanse muziek, de flakkerende kaarsen, het schemerduister: het helpt hem om rustig te worden, om het geduld op te brengen voor zijn werk. In zijn rechterhand een ganzenveer, waarmee hij beheerst lijntjes op het papier zet. Als hij zijn veer in de koehoorn met inkt doopt, wordt even zijn pols zichtbaar. Een zilverkleurig horloge – met stopwatchfunctie – glinstert in het kaarslicht.

We bevinden ons op de zolder van het 18e-eeuwse pand aan de rand van het Haagse Malieveld waar Museum Meermanno sinds jaar en dag gevestigd is. Voorheen het optrekje van een baron, maar sinds 1852 het huis van het boek. Voor een boekenliefhebber als ik, een must om eens heen te gaan. De collectie varieert van eeuwenoude handschriften, miniatuurboekjes, o.a. tentoongesteld in een miniatuurbibliotheek mèt geheime boekenkast tot de e-reader en het dikste boek ooit gedrukt. In de 19e-eeuwse boekzaal kan menig bibliofiel zijn hart ophalen.

Op dit moment is er de tentoonstelling ‘Het boek van binnen’ over de ontwikkeling van het boek, van kleitablet tot het boek van de toekomst. We volgen de geschiedenis en komen bij de gedrukte werken Histoire de la Reine du Matin & de Soliman Prince des Genies tegen. Het valt op door de prachtige versieringen in de art nouveau traditie. Het is een uitgave gedrukt in 1909 door Eragny Press van Lucien en Esther Pissarro.

Gérard de Nerval in Museum Meermanno
De auteur is de Franse dichter en schrijver Gérard de Nerval (1808 – 1855), pseudoniem van Gérard Labrunie. In de jaren 40 van de 19e eeuw reist hij een jaar door de Oriënt. In 1851 verschijnt Voyage en Orient, een kloek boekwerk over zijn omzwervingen in het Midden-Oosten. Het boek dat wij zien liggen is een van de verhalen uit dit boek, dat overigens ook in het Nederlands is vertaald. Geerten Meijsing, bewonderaar van de Nerval zegt over het boek het volgende: “Hij schreef het mooiste Frans, schitterend en lucide. Bovendien waren het van die geheimzinnige verhalen.” Nieuwsgierigmakende zinnen.

Maar ik ruk me los van de koningin van de ochtend en bekijk de andere tentoongestelde werken. Gelijk met ons op gaan een enthousiaste 50-er en zijn Aziatische metgezel. In het Engels legt hij aan haar uit wat er in de vitrines getoond wordt. Hoe hoger we in het gebouw komen, hoe enthousiaster hij wordt. Zij toont weinig emotie. Wellicht onder de indruk van zijn verhalen.

Op zolder zien we hem in een monnikspij, voorovergebogen in zijn houten bankje. Hij hangt zijn ganzenveer echter al snel aan de wilgen. Een ruimte verderop vinden we hem terug, achter een drukpers. Enthousiast discussiërend met de drukpersspecialiste over de letter V. Kort geleden was hij in het Gutenberg Museum in Mainz, maar hij had veel beter gelijk hierheen kunnen gaan. Dit museum overtreft zijn Duitse tegenhanger op alle fronten!

Na een tijdje laten we de drukpers en fans voor wat ze zijn en lopen, voorzien van drukpersbedien-ervaring en een boekenlegger als bewijs, via het sierlijke rondlopende trappenhuis weer terug naar de ingang. In de museumwinkel zien we de enthousiasteling terug. Hij complimenteert de medewerker achter de balie met het mooie museum. “Niet te vergelijken met Gutenberg”. Wij bekijken hem met een glimlach en geloven hem op zijn woord – hoewel we nu wel een beetje nieuwsgierig zijn geworden naar dat Duitse museum. Met de inkt op onze vingers openen we de zware voordeur en nemen ons voor om hier nog eens terug te komen.
Boekenlegger Museum Meermanno
Wil je je onderdompelen in de geschiedenis van het boek, schrijven met een ganzenveer en aan de slag met een drukpers? Bezoek dan ook Museum Meermanno. Een must voor elke boekenliefhebber, maar dat is mijn persoonlijke mening.

Indrapoera in Den Haag

Oscar - Jan SiebelinkSoms heb ik dat. Wordt mijn aandacht getrokken door een woord in een boek dat ik aan het lezen ben. Misschien ben ik het woord onbewust ergens eerder tegengekomen. Roept het nu een lastig thuis te brengen gevoel van herkenning op. In het verleden had ik het al eens met het woord Saudade in Valse papieren van Valeria Luiselli. Vanmiddag tijdens het lezen van Oscar (2012) van Jan Siebelink bleef ik hangen op pagina 62. Om precies te zijn bij “Indrapoera op het Buitenhof”.

Plaats van handeling is Den Haag, een paar jaar voordat de Tweede Wereldoorlog begint. Op de bewuste pagina staat: “Esmée en Bettie werden vriendinnen, deden op zaterdag samen boodschappen, lunchten in Indrapoera op het Buitenhof, of namen de trein naar Scheveningen.” Waar de herkenning vandaan komt, heb ik niet kunnen achterhalen. Nieuwsgierig was ik wel en zocht ‘Indrapoera op het Buitenhof’ op.

Indrapoera bleek een befaamd Indisch restaurant te zijn in Den Haag. Het zat naast de ingang van de Passage. Op internet kom ik meerdere foto’s tegen. Van het gebouw zelf, maar ook verrassenderwijs van oude suikerzakjes van het restaurant die te koop worden aangeboden. Het restaurant bestaat niet meer. Eten kun je er nog wel, in het Mexicaanse restaurant Popacatepetl.

Indrapoera wordt overigens vaker gebruikt als naam voor een (Chinees-) Indisch restaurant. Nederland kent vele Indrapoera’s. Het is een plaats op Sumatra, een meisjesnaam en betekent ‘de machtige’. Ook is het een passagierschip dat voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog regelmatig op en neer voer naar Nederlands-Indië.

En Google heeft nog meer in petto. Indrapoera blijkt niet alleen in Siebelinks boek Oscar een rol te spelen. Ook in zijn boeken Verdwaald gezin (1993), Vera (1997) en Het lichaam van Clara (2010) wordt het restaurant bezocht door de personages. En ik sluit niet uit dat het ook in andere boeken van hem opduikt. Op zijn minst opmerkelijk. Wat heeft de in Velp opgegroeide auteur met dit Haagse restaurant?

Op de site van de schrijver staan wandelingen door plaatsen die een rol spelen in zijn boeken. Naast straten, pleinen en verschillende gebouwen vormen restaurants en cafés ook markeringspunten op de kaart. Wellicht dat niet alleen Indrapoera vaker voorkomt. Het zou een leuk onderwerp van onderzoek kunnen zijn voor een student Nederlands. Het is dat ik al jaren afgestudeerd ben …

Afgelopen jaren verscheen op deze blog regelmatig een recensie over een boek dat net dat beetje extra had. De boeken waren zeer divers, de recensies ook. Soms las ik een maand geen opvallend boek, soms twee achter elkaar. Mijn boekbelevingen vind je hier. Dit jaar wil ik het vanuit een andere invalshoek benaderen. Elke maand kies ik één boek uit waar iets verrassends in zit. Dat kan van alles zijn, een citaat, een vreemde naam voor een café, een gevoel dat je er aan over houdt, stijl, een woord, de mooie cover, muziek, noem het maar. Het vereist een wat andere manier van naar een boek kijken en laat je langer stilstaan bij het gelezene. Komend jaar ben ik gespitst op het  verwonderpunt.

Gelieve aan te bellen

Afbeelding: bbcworldamsterdam.blogspot.nl
Afbeelding: bbcworldamsterdam.blogspot.nl

Den Haag, Javastraat nummer 17. Het oude huis ligt in de schaduw. We kijken naar een dichte deur. Gelieve aan te bellen! staat er op de koperkleurige plaat. Het eerste museum waar ik moet aanbellen, flitst er door mijn hoofd. Het voegt gelijk een extra dimensie toe. Even later zwaait de deur open. Een keurige, wat oudere dame staat in de deuropening. Glimlachend heet ze ons welkom in het Louis Couperus Museum.

Al jaren ben ik groot fan van de schrijver. De kennismaking kwam in een stroomversnelling toen ik in een ver verleden stage liep in een instituut in de Koninklijke Bibliotheek. Ik deed er vooronderzoek voor mijn scriptie die een recentere, doch niet minder grote, schrijver als onderwerp zou hebben: Willem Frederik Hermans. En passant hoorde ik er over het Louis Couperus Genootschap, het museum en de activiteiten die zij organiseerden. Couperus, hoewel toentertijd al ruim 75 jaar overleden, was nog springlevend. Hermans had weliswaar ook een eigen instituut, maar een museum, nee. Daar moest WFH in Louis Couperus zijn meerdere erkennen.

In het museum was ik nooit geweest. Tot deze zonnige zondagmiddag in april. We zijn de enige bezoekers. “Zal ik u kort iets vertellen over het museum?” vraagt de dame. Die kans laten we ons niet ontnemen. En terwijl de vrijwilligster vertelt over hoe het museum zijn huidige staat heeft verkregen, kijk ik om me heen. Een voor- en een achterkamer, groter is het museum niet. Verduisterde ramen, een bewerkt plafond. In enkele vitrines liggen eerste drukken van Couperus’ werken uitgestald. Achterin zit de schrijver zelf, achter zijn originele bureau.

Het museum draait op vrijwilligers en mag enkele duizenden bezoekers per jaar verwelkomen. Vandaag zijn zes bezoekers ons voorgegaan. Per jaar zijn er twee tentoonstellingen rond wisselende thema’s uit Couperus’ oeuvre. Op dit moment is Witte nachten te zien. Een expositie over de vriendschap tussen de kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich en de schrijver Henri van Booven, en hun wederzijdse band met Louis Couperus.

Afbeelding: nl.wikipedia.org
Afbeelding: nl.wikipedia.org

“Kijkt u gerust rond”, besluit de vrijwilligster haar verhaal. “En wilt u misschien ook een kopje thee?”, voegt ze er aan toe, “Ik heb net gezet.” Hier zeggen wij geen nee op. In afwachting van de thee verkennen we het vertrek. Het is stil, de houten vloer kraakt bij elke stap die we zetten. Aan de muren hangen tekeningen van de hand van De Nerée. Ze zijn geïnspireerd door Couperus’ roman Extaze (1892). Ranke, tengere femmes fragiles in de stijl van het symbolisme hangen naast elkaar voor het drukke behang. Boeken en brieven van Van Booven, die na Couperus’ dood diens eerste biograaf zou worden, vullen de vitrines.

Na een rondje langs de expositie strijken we neer op oud ogende stoelen in de voorkamer. Op het kleine tafeltje ertussenin staat de thee, een schaaltje met paaseitjes ernaast. Vanachter zijn bureau staart Couperus ons aan. We laten de 19e eeuwse rust over ons heen komen, de blikken van de hoofdpersoon uit Extaze. Een boek dat, bedenk ik me later, een toepasselijke ondertitel heeft: Een boek van geluk.

De tentoonstelling Witte nachten is nog tot 10 mei 2015 te zien in het Louis Couperus Museum.

Dit museumbezoek telt mee voor de uitdaging ‘Elke maand een museum‘.

Een geschilderd muziekstuk

Victory Boogie Woogie
Victory Boogie Woogie (1942 – 1944) – Piet Mondriaan

Bij de pianolessen die ik als kind kreeg, waren de zogenaamde ‘Boogie Woogie stukken’ veruit favoriet. Eén zich herhalend opzwepend ritme met daar doorheen een vrolijke melodie. Talloze variaties en aansprekende namen als Haunted House Boogie, Worried Man Blues en Swingin’ Molly vormden een oefening in vingervlugheid en techniek. Af en toe speel ik ze nog, als onze piano genoeg lonkt.

Een tijdje geleden stond ik opeens oog in oog met een andere Boogie Woogie. In het niets lijkend op het oude vertrouwde muziekstuk. Wel bekend. Zeker bekend. Ik ken het nog als onderwerp van een van de nieuwsitems van jaren geleden. Misschien omdat mijn leraar Nederlands op de middelbare school zo graag uitweidde over de man. Meerdere lessen gedurende meerdere jaren vertelde hij passievol over de kunstenaar en zijn werken. Hij liet de bloeiende appelbomen zien die steeds abstracter werden. Het staat me nog goed bij.

En toen was het 1997. De leraar Nederlands behoorde tot een recent verleden. De Nederlandse Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit koopt voor het astronomische bedrag van 82 miljoen gulden Victory Boogie Woogie (1942 – 1944) van Piet Mondriaan. De stichting gebruikt een schenking van De Nederlandsche Bank om het schilderij aan te kunnen kopen. Hiermee wordt het eigendom van de Staat der Nederlanden. Het is nu te bewonderen in het Gemeentemuseum Den Haag. En daar zag ik het ook, op een zonnige zondagochtend.

Het is een wonderlijk werk. En dan niet alleen de ruitvorm, maar ook de compositie. Geheel in de stijl van De Stijl bestaat het uit verschillende vlakken, rechte lijnen en primaire kleuren. Deze stijl van schilderen wordt ook wel het neoplasticisme genoemd. Mondriaan is er bekend mee geworden.

Maar Victory Boogie Woogie is meer, is anders. Als je goed kijkt – en dat kon heel goed in het museum – zie je dat er verschillende kleuren van één kleur zijn. Het ene geel net weer wat anders dan het andere geel, de blauwtinten donkerder en lichter, er zijn zelfs grijze vlakken. Ook de zwarte lijnen, zo kenmerkend voor zijn werk, ontbreken. Wat nog het meest opviel zijn de stukjes tape die op het schilderij zitten. Het is een werk dat nog niet af is. Mondriaan werkte er aan in de laatste dagen van zijn leven. Hij overleed voordat hij het kon voltooien.

Detail van Victory Boogie Woogie
Detail van Victory Boogie Woogie

De naam verwijst inderdaad naar de muziekstijl die Mondriaan in New York – zijn toenmalige woonplaats – leerde kennen. Volgens eigen zeggen wilde de schilder aansluiting zoeken bij de muziek door er “wat boogie woogie in te doen”. Er zijn mensen die zeggen dat de veelheid aan kleuren als het ware ‘door elkaar dansen’ en het loslaten van het netwerk van  lijnen een dynamisch tempo geven aan het schilderij. Eigenlijk zoals het een echte Boogie Woogie betaamt. En als titel zou Victory Boogie Woogie zeker niet misstaan tussen ‘Worried man’ en ‘Swingin’ Molly’.

Het zou me niet verbazen als het al bestond of binnen afzienbare tijd wordt geschreven.

Wil jij de Victory Boogie Woogie ook van dichtbij bekijken? Bezoek dan de vaste tentoonstelling Mondriaan & De Stijl in het Gemeentemuseum Den Haag.

Dit museumbezoek telt mee voor de uitdaging ‘Elke maand een museum‘.