Buitenbeentjes

Onze vierkante meter moestuin heeft vele kleurrijke bewoners dit jaar. Sla, tomaten, paksoi, bieslook, peterselie, cavolo nero, rode bietjes en natuurlijk de wortels. De laatste twee kennen we eigenlijk pas net. Tot voor kort brachten ze hun leven door onder de grond. Verscholen voor nieuwsgierige ogen wachtten ze hun tijd af.

Want nieuwsgierig waren we. Hoe zouden ze eruit zien, deze verborgen groenten? Zijn ze eigenlijk al groot genoeg om geoogst te worden? Is er überhaupt wel iets aanwezig daar beneden? Bij de wortels namen we de proef op de som en trokken voorzichtig – toen het loof zijn best had gedaan – de oranje pracht uit haar bruine bedje.

We werden niet teleurgesteld. Drie mooie worteltjes lagen te glanzen op onze picknicktafel. Het frisgroene loof contrasteerde fel met het oranje. Bijna met spijt nam ik het drietal mee naar de kraan om de resten van hun herkomst weg te spoelen. Ontdaan van aarde vlijde ik ze neer op de snijplank. Om ze geschikt te maken voor hun uiteindelijke bestemming.

Het zijn bijzondere wortels, dit drietal. Niet alleen zijn ze onbespoten en eigenhandig gekweekt, maar ze hebben ook een unieke vorm. In de supermarkt zul je ze zo nooit vinden. Daar zijn ze niet uniform genoeg voor. Ze zijn te klein en hebben een paar benen te veel. Veel van hun soortgenoten eindigen bij het vuilnis.

Sinds een paar jaar probeert Kromkommer hier verandering in te brengen. Misschien ken je de soepen waar vrolijke groenten op staan in allerlei vormen. Kromkommer probeert de groente die net een beetje anders is ook op zijn oorspronkelijke bestemming te krijgen: het bord van de consument.

Waarom, vragen zij zich af, hebben deze bijzondere groenten geen recht van bestaan. Ze smaken net zo lekker als hun binnen de normen vallende broertjes en zusjes. Samen met de zogenaamde Krommunity (telers, winkels, horeca en natuurlijk de consument) pakken zij voedselverspilling aan. En met succes. De bijzondere groenten zie je op steeds meer plekken verschijnen.

Het meerbenige drietal uit onze tuin heeft de tussenkomst van Kromkommer niet nodig gehad. Deze unieke wortels vonden zonder enige moeite hun weg naar een overheerlijke wokschotel op een zonnige zomerse avond.

In januari 2017 ging ik de uitdaging aan om elke maand een foto te plaatsen met het verhaal erachter. Het onderwerp van de foto kan van alles zijn. Het is maar net wat ik tegenkom in mijn dagelijkse leven. De foto’s met verhaal tot nu toe kun je hier terugvinden. Lijkt het je ook leuk om je foto’s een verhaal mee te geven? Voel je vrij om mee te doen met deze uitdaging. Ik ben heel benieuwd naar jouw gekke, mooie, grappige, abstracte, inspirerende of bijzondere foto (#EMEF).

 

Zwienden en sporken

En alweer bleven we ongedeerd - Hanna Bervoets

Voor het schap met maaltijdsalades slaat de twijfel toe. Makkelijk maar gezond komt in zoveel mogelijkheden. De blauwe kaas-peer met frambozenvinaigrette ligt gebroederlijk naast de Marokkaanse kip met couscous en munt-citroendressing. “Wil je echt gezond doen, neem mij dan!” lijkt de spinazie quinoa maaltijdsalade met soja-gember-sesamdressing mij toe te roepen. Ik zie ze een zucht slaken als ik naar de geitenkaas met honing-tijm dressing reik.

Een groot bord voor het schap belooft de koper een gratis spork bij aankoop van iedere maaltijdsalade, af te halen bij de servicebalie. Voor wie even niet meer wist wat een spork nu ook al weer precies was, staat het stuk bestek meer dan levensgroot afgebeeld onder de tekst. Een lepel en vork in één, uitgevoerd in een frisgroene kleur. Hij oogt hip. Je kunt er mee gezien worden als maaltijdsalade etende treinreiziger. Die wil ik uiteraard ook.

Een ‘spork’ is een goed voorbeeld van een – weliswaar Engels – samengesteld woord. Waarom een geheel nieuwe term bedenken voor een stuk bestek als de som der delen ook nog herkenning oplevert bij de gebruikers? Hen wellicht een glimlach ontfutselt als ze door hebben waar de naam vandaan komt? Toegegeven, het klinkt een beetje buitenaards, maar de naam is pakkend.

Hanna Bervoets stelt in haar columnbundel En alweer bleven we ongedeerd (2015) ook het gebruik van een samengestelde woord voor: de ‘zwiend’. Dit zijn vrienden van vrienden die niet jouw vrienden zijn. Je komt ze tegen op verjaardagen en bij verhuizingen, maar hoe noem je nu zo iemand? Bervoets vindt ze nog het meest op zwagers lijken: “je kiest ze niet zelf, het is jouw band met een ander die jullie tot elkaar veroordeelt. Voor ik verder ga, wil ik voorstellen om de vrienden van vrienden voortaan ‘zwienden’ te noemen.”

Bij menig lezer zal deze column een feest der herkenning zijn. Ja, dacht ik, toen ik het las, ik heb ook zwienden. Sommigen ken ik al jaren. Met de ene zwiend kun je het goed vinden, terwijl je met de andere na drie woorden al uitgesproken bent. Zo heb ik laatst nog met een zwiend een leuk gesprek gehad over Sri Lanka. Die paar keer per jaar dat ik haar zie, is net genoeg om op de hoogte te blijven van haar reizen.

Andere zwienden zie ik nooit meer. Als zwienden hebben wij onze band niet in de hand. De vriendschap tussen mijn vriend en zijn vriend was voorbij. En ook wij waren zwiend-af. “Ook in dat opzicht zijn het net zwagers. Na een scheiding ben je ze kwijt. Omdat je ze nooit écht hebt gehad.” Mijn vocabulaire is weer een woord rijker, of eigenlijk twee.

De tweede dankzij de supermarkt, waar ik even later met mijn maaltijdsalade bij de servicebalie sta. Ik tref er een zenuwachtige zaterdaghulp. “Een spork, een spork, ja, dat stond op een bord voor het schap, toch?” vraagt ze mij, terwijl ze alle laden opentrekt in de hoop het gevraagde object tegen te komen. Een paar telefoontjes later en nog meer opengetrokken laden en kastjes, draait ze zich naar mij om. “ik denk dat de sporken niet binnengekomen zijn, helaas. Maar goed dat u er naar vroeg, nu weten we het in ieder geval.”

Een goede daad rijker, maar zonder de hippe spork loop ik naar huis. Ongewild lijkt hij meer op de zwiend dan gedacht. Ik heb ‘m ook nooit écht gehad, bedenk ik me. En ach, met een mes en een vork is zo’n salade ook stukken makkelijker te eten. Zou er eigenlijk een ‘mork’ bestaan?

Afgelopen jaren verscheen op deze blog regelmatig een recensie over een boek dat net dat beetje extra had. De boeken waren zeer divers, de recensies ook. Soms las ik een maand geen opvallend boek, soms twee achter elkaar. Mijn boekbelevingen vind je hier. Dit jaar wil ik het vanuit een andere invalshoek benaderen. Elke maand kies ik één boek uit waar iets verrassends in zit. Dat kan van alles zijn, een citaat, een vreemde naam voor een café, een gevoel dat je er aan over houdt, stijl, een woord, de mooie cover, muziek, noem het maar. Het vereist een wat andere manier van naar een boek kijken en laat je langer stilstaan bij het gelezene. Komend jaar ben ik gespitst op het  verwonderpunt.

De kokosnoot

wpid-photogrid_1402421522718.jpgOnderin de groentetas lag hij tussen de pastinaak en de aardperen. Een poging wagend om voor een vergeten groente door te gaan. Jammerlijk gefaald door de reputatie die hem ver vooruitgesneld was, geholpen door tekenfilms, avonturenseries en zelfs reality shows. Ontegenzeggelijk tropisch en bij naam te noemen door elke basisschoolleerling. In ons groentepakket was een kokosnoot geslopen.

Ik kan me zo voorstellen dat deze vrucht in de weken of maanden voordat hij in die tas belandde, opgeraapt werd op een tropisch strand. Wit zand, uiteraard de nodige palmbomen, hier en daar een hangmatje. De plaatselijke kokosnootraper tevens kapper en eigenaar van ‘The Blue Lagoon’, de enige bar op het kleine tropische eiland, maakte ’s avonds na het avondmaal nog even een ommetje en nam dan meteen enkele tientallen kokosnoten mee. Deze droeg hij in een speciaal daartoe vervaardigd net op zijn rug. Eens per week werden de geraapte noten verzameld en per boot vervoerd naar het vasteland, een tweedaagse tocht over een azuurblauwe oceaan. Vandaar gingen de tropische vruchten de hele wereld over.

En nu lag die kokosnoot op mijn aanrecht te lonken. Vers uit de groentela hoorde ik hem fluisteren: “Eet mij, drink mij.” Ik wilde wel, zeker wel, kokosmelk uit blik kan vast niet op tegen de verse variant. Maar hoe krijg je dat troebele vocht uit die keiharde noot? Een serieus probleem. In series als Expeditie Robinson gaan ze hem met machetes te lijf. Het mag een wonder heten dat alle deelnemers de serie verlaten met hetzelfde aantal vingers waarmee ze begonnen zijn. Levensgevaarlijk. En nu ligt er dus een exemplaar in mijn keuken, te wachten om zijn verborgen melk en vruchtvlees prijs te geven. En ik zie alleen maar een blinkende machete, hoog in de lucht geheven, klaar om toe te slaan. Helaas wordt een dergelijk wapen niet meegeleverd bij de tropische vrucht en ook ik ben niet in het bezit van een hakmes, zwaard of enig ander kokosnootwaardig wapen.

Het oude vertrouwde Google biedt uitkomst. Tientallen manieren om een kokosnoot subtiel te openen, de schil te splijten, de noot te breken of de vrucht in luttele seconden tot kleine brokjes te decimeren, passeren de revue. Breipennen, hamers, stoeptegels, hoge flatgebouwen, noem het maar, mogelijkheden te over. Het lijkt wel wat meer voorbereiding te vragen dan het schillen van de gemiddelde komkommer, maar die kun je dan ook uit je eigen achtertuin halen. Ik ga me dit weekend eens beraden op de juiste methode. In het uiterste geval kan ik altijd nog een kokosnootexpert raadplegen, hoewel deze dun gezaaid zijn in dit vrijwel palmloze land. Wellicht dat …, een gokje, Google search: “The Blue Lagoon” en “barber” en “cocanut” …

Meer weten over het wel en wee van het groentepakket? Lees ook deze blogpost.

Champignons kweken in een leegstaand kantoorpand

Afbeelding: aorta.nl
Afbeelding: aorta.nl

Na urban legends, urban knitting en urban exploring is er nu ook urban farming. Een spannend woord voor het wat gewoon klinkende ‘stadslandbouw’. Al jaren is er een trend gaande om gezonder te eten en duurzamer te leven. Wij voelen ons goed als we ‘back to basic’ gaan. Zo is ambachtelijk bereid voedsel je van het. Het speltbrood is niet aan te slepen, de biologische producten in de supermarkten doen het goed en aan quinoa-zaden zijn tegenwoordig hele kookboeken gewijd. Steeds meer huizen zijn zelfvoorzienend door zonnepanelen en elke zichzelf respecterende yup, al dan niet met jong gezin, is in het weekend te vinden in zijn eigen volkstuintje, alwaar hij in zijn van steigerhout vervaardigde tuinmeubelen (door de plaatselijke sociale werkplaats) zijn welverdiende kopje Max Havelaar koffie drinkt. Stadslandbouw past goed in dit plaatje.

Stadslandbouw is de productie en verkoop van groente en fruit in en rond de stad aan de stadsinwoners. Urban farming maakt een stad groener en brengt daarnaast gezond voedsel dichter bij mensen. Het voedsel is duurzaam geproduceerd en omdat er weinig transport aan te pas komt, draagt het bij aan een klimaatneutrale stad. Leegstaande gebouwen of braakliggende terreinen zijn uitgelezen plekken om een champignonkwekerij of aardappelveld te beginnen.

Kantoorpanden die in gebruik zijn, functioneren trouwens ook prima als moestuin. Laatst liep ik langs een hoog kantoorgebouw. Op het dak tierde het groen welig. Houten bakken met groenteplanten, bamboepiramides en meerdere kassen gaven het grijze kantoorpand een natuurlijke en welhaast gezonde aanblik. Een dergelijk bedrijf stelt zijn werknemers een groentetuin ter beschikking. In ruil voor het ter hand nemen van de schoffel in de pauze, kunnen de werknemers tomaten, sla en wat dies meer zij oogsten. Voor op hun sneetje speltbrood. Wie wil er nu niet zo’n werkgever? Urban farming ten top, letterlijk. Een investering die zich terugbetaalt in gezonde (want én biologische groente én beweging) werknemers.

Voor de stadsbewoner die ook het genot van biologische groente wil ervaren, maar niet een dergelijke werkgever, noch ruimte of tijd voor een groentetuin heeft, is er het biologische groentepakket. Iedere week andere groente, veelal van plaatselijke kwekers, bijeengebracht in één tas. Je hoeft ‘m alleen elke week even op te halen, als je toch al op weg was naar de Appie. Je krijgt er nog recepten bij ook. En een overzicht van de inhoud van de tas, wel zo handig met al die vergeten onbekende groenten. Ik spreek uit ervaring (zie mijn blogpost over het wel en wee van de groentetas). Je hebt tassen van landelijke organisaties, maar ook plaatselijk komen er steeds meer mogelijkheden. Door urban farming zou dit wel eens in een stroomversnelling kunnen raken.

15 mei is de Dag van de Stadslandbouw. Een mooie gelegenheid om in je eigen stad de verschillende initiatieven te ontdekken, die er zijn op dit gebied. Mocht je nog niet overtuigd zijn, speltbrood met een plakje kaas en al dan niet zelfgekweekte biologische rettich schijnt erg lekker te zijn, vooral op je maatschappelijk verantwoorde steigerhouten tuinstoel!

Turkse groente

wpid-20140115_142111.jpg        wpid-20140115_142249.jpg

Ik werp een voorzichtige blik in de tas. Gelukkig, ik herken een ijsbergsla, een bleekselderij en zelfs een pastinaak. Dat is wel eens anders geweest. Ik kan me een tijd herinneren, dat ik vertwijfeld de verschillende groenten uit de tas één voor één bekeken heb. De kleine aardappeltjes, die grote witte wortel en de verschillende soorten biet-achtigen lieten mij danig twijfelen aan mijn algemene kennis.

Het bijgeleverde A4-tje met daarop de namen van de groenten van die week vormde dan een laatste strohalm. Vol goede moed bekeek ik de opsomming van soorten en moest ik toegeven dat ik de aardpeer niet van de koolrabi of de raddichio van de zwarte kool kon onderscheiden. Gelukkig is er Google!

… En de ervaring. Want onze eerste biologische groentetas gaat al weer wat jaartjes terug. We haalden hem bij een Turkse groenteman in onze vorige woonplaats. Zodra je die winkel binnenstapte werd je overspoeld door allerlei geuren, die je niet direct zou associëren met een groentewinkel. Je waande je in een soek, ergens in een klein dorpje in Anatolië. Je hoorde bijna de kippen scharrelen op het dorpsplein. Naast groente verkocht Harun namelijk ook Turkse yoghurt, Turks brood, Turkse thee, feta en heel veel andere Turkse dingen. Ik kwam er met plezier, hij groette me altijd enthousiast en kende mijn naam. Dat was heel gewoon.

Sinds een paar weken nu weer een tas, biologisch-dynamisch. Ditmaal bij een hippe groentehandel met Engelse naam in onze huidige woonplaats. Ze zijn er net mee begonnen, met die tassen. En je merkt dat het nog even zoeken is. In de drukke en veel grotere winkel dan die van Harun wacht je, half in het schap met Jonagolds gedrukt, vanwege alle klanten die langs je wringen, totdat de man in rode bodywarmer met logo van de zaak terugkeert uit het magazijn.

Ik mis de geuren, de mediterrane charme van onze oude groenteman. Het is, denk ik, een kwestie van wennen. De inhoud van de tas is onveranderd. Af en toe moet Google nog uitkomst bieden.