De trancespeler verbergt een vrouw

Afbeelding: www.fine-arts-museum.be/
Afbeelding: http://www.fine-arts-museum.be/

Een bleke man staart me aan, niet oud, niet jong. Bruin haar, felblauwe ogen gevestigd op de museumbezoeker, zijn krullende haar gedwongen in een scheiding. Het blauw van zijn stropdas correspondeert met de vage blauwe lichtkrans om zijn hoofd. ‘De trancespeler’, geeft het toelichtingsbordje aan, geschilderd in 1909. Er is een speciale expositie aan hem gewijd, in dit jonge Brusselse museum. Dat had hij waarschijnlijk nooit verwacht, toen hij meer dan een eeuw geleden geportretteerd werd, deze trancespeler. En de schilder ook niet.

In de linkerbovenhoek heeft de schilder zijn initialen achtergelaten. ‘OK’ staat voor Oskar Kokoschka (1886 – 1980), een Oostenrijks kunstenaar, niet alleen schilder, maar ook schrijver en graficus. Bij het publiek bekend om zijn onstuimige verhouding met Alma Mahler, weduwe van de componist Gustav Mahler. Het schilderij is een portret van Ernst Reinhold, een toneelspeler en vriend van Kokoschka. De schilder noemt het ‘De trancespeler’ omdat hij “verschillende dingen over hem dacht die zich niet in woorden laten uitdrukken.”

Een bijzondere titel, met een toelichting die bij mij niet veel vraagtekens wegneemt. Maar dat is niet de reden dat het Fin-de-Siècle Museum een expositie wijdt aan dit specifieke schilderij van Kokoschka. Het schilderij blijkt niet te zijn wat het op het eerste gezicht lijkt. Het gaat om datgene wat je ziet als nog eens goed kijkt. De trancespeler verbergt een vrouw.

Kokoschka

Ik kan er nu eigenlijk niet meer naar kijken zonder haar te zien. Op de kop, ingeklemd tussen onderarm en oksel, haar gezicht. Eén geworden met het colbertje, onderdeel van het schilderij waar jarenlang mensen naar gekeken hebben zonder haar te zien. Totdat een student kunstwetenschappen haar opmerkte. Met behulp van allerlei technieken, zoals infrarood reclectografie en röntgenopname, kwam er een heel ander portret tevoorschijn.

Wie is deze vrouw en wie heeft haar geschilderd? Het enige dat vaststaat is dat Kokoschka niet haar schilder was en dat het een schilderij is in de academische stijl. Dit zijn kunstenaars die gedurende de 19e eeuw onder invloed stonden van de Franse Académie des Beaux-Arts. Het zou het begin van een zoektocht kunnen zijn. Een uitdaging voor een student kunstwetenschappen. Wie weet, over een paar decennia…

Wil je de verborgen vrouw in het echt zien? Dat kan nog tot 25 januari 2015 tijdens de expositie ‘Kokoschka en Gauguin doorgelicht’ het Fin-de-Siècle Museum in Brussel.

Een bibliotheek is het kruispunt van alle dromen

wpid-20141129_143559.jpgWij zijn de enige die, met enige aarzeling, de zware deur openduwen, niet zeker wetend of we hier wel aan het juiste adres zijn. Als de deur zich achter ons sluit, staan we in een hal met uitzicht op een trap, even verderop is een balie. Het is stil. Geen mensen, geen geluid. Een gedateerd interieur, tegeltjes op de vloer in een onbestemde kleur. Zo zag het er in de jaren 60 ook uit, schiet het door mijn hoofd. Wat een contrast met de buitenkant, die we de eerste dag nog bewonderend hadden staan bekijken. Af en toe een ontwijkende stap naar voren of naar achteren zettend om niet meegesleurd te worden in de gestage stroom toeristen die op weg was naar BOZAR, het koninklijk paleis, de Grote Markt of het befaamde manneke.

Het gebouw in kwestie is de Koninklijke Bibliotheek van België. Aan de buitenkant imposant, klassiek, statig en mooi gelegen aan de Kunstberg. Een bibliotheek zoals een bibliotheek zou moeten zijn. Zo anders dan de KB die ik ken uit Den Haag. Het witte gebouw, modern, zowel van binnen als van buiten. Verscholen achter het centraal station, rondlopende gangen, licht.

En nu staan we dus binnen, in DE bibliotheek van België. De mevrouw achter de balie wijst ons de weg. Met de instructie “Trap op en dan tweede gang rechts” dringen we verder door in het welhaast verlaten gebouw. Hetgeen waar we voor gekomen zijn, is er dus echt, hoewel er op de buitenkant van het gebouw geen enkele aanwijzing te vinden was. Een verdieping hoger verzekert een volgende baliemedewerker ons ervan dat we op de juiste plek zijn. Een schemerig museum ligt voor ons. Het Librarium. Een naam die past bij de bibliotheek in al zijn klassieke statigheid. Het museum voor de geschiedenis van het boek en het schrift.

“Een bibliotheek is het kruispunt van alle dromen – Juliën Green (1900-1998)” tekent zich elke paar minuten af op de witte wand. Treffend. Geïmponeerd blijf ik kijken naar de beelden die voorbij komen. In gedachten bij die zin, die langzaam uit beeld schuift om later weer tevoorschijn te komen. De drie andere museumbezoekers zijn elders. Het is stil. En schemerig. De zin blijft hangen, roept associaties op. In de bibliotheek heb ik mijn eerste stage gelopen. In een instituut in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Een hele andere wereld, vol met vakgekken en culturele gebeurtenissen waar ik nooit bij stil had gestaan. Daar ving ik voor het eerst een glimp op van wat er na het studerende leven mogelijk was. Ik bewaar er goede herinneringen aan.

Ik blijf nog even zitten en geniet van de omgeving waar in verschillende zalen, schriftdragers, jaloersmakende (huis)bibliotheken en verschillende soorten van schriften tentoongesteld worden. Het is stil, geen geluid, geen mensen. Slechts weinigen hebben dit kleine museum ontdekt. Hoe anders dan de op een steenworp afstand gelegen Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, waar mensen in lange rijen een kaartje proberen te bemachtigen voor één van de 6 musea, verenigd onder één dak.

Met een glimlach concludeer ik dat een weekendje Brussel door dit soort belevingen zeker als geslaagd bestempeld kan worden.wpid-20141129_151453.jpg

Van reclameaffiche naar museum

De afbeelding links komt uit het boek 'Brussel: Routes' (2010) met tekeningen van François Schuiten en routes van Christine Coste en is een speciale uitgave van de 'Lonely Planet' reisgidsen.
De afbeelding links komt uit het boek ‘Brussel: Routes’ (2010) met tekeningen van François Schuiten en routes van Christine Coste en is een speciale uitgave van de ‘Lonely Planet’ reisgidsen.

Een eenzame kasteeltoren in het blauw van de avondschemer. Vanuit een rots opgetrokken lijkt het. Vogels fladderen erom heen. Lijkt op een voorstelling uit een droom, op een scene uit de tekenfilmserie The Wizard of Oz. De toren van de heks van een van de windstreken. Figuren zichtbaar op de gevel. Vrouwen, muzen, geometrische vormen. De fabrieksschoorstenen op de achtergrond passen eigenlijk helemaal niet in het plaatje. Of toch wel?

Gegrepen door de mysterieuze tekening, komt dit bouwwerk op het ‘to see’-lijstje dat we in de trein opstellen. Drie dagen Brussel en zo veel te zien. En met een rijk geïllustreerd boek bij de hand van François Schuiten en Christine Coste is het lastig keuzes te maken. Stuk voor stuk prachtige tekeningen van de hand van Schuiten, geboren Brusselaar. De stad “waar dichterlijke schoonheid opduikt op de hoek van een steegje.”

Na op een bankje te hebben vertoefd in een zomers Jubelpark in november vinden we een zijuitgang van het hek. Langs de laatste bomen in herfsttooi komen we bij de Frankenstraat uit. Vol verwachting kijken we uit naar nummer 5, waar het Cauchiehuis zou moeten staan, de toren uit het boekje dat boven de stad uitsteekt, met haar wulpsheid en bevalligheid.

In de overschaduwde straat is er weinig mystiek te bespeuren, ook de vogels ontbreken, en de rotsen, maar de gevel staat er. Overduidelijk. Aan beide kanten geflankeerd door heel gewone huizen, waardoor het Cauchiehuis er figuurlijk bovenuit steekt. De art nouveau stijl heel duidelijk zichtbaar. Indertijd, begin 20e eeuw, diende de gevel als reusachtig reclameaffiche voor de ontwerper en bewoner van het pand: Paul Cauchie (1875 – 1952). Als decorateur en architect leek hem deze plek, aan de rand van het Jubelpark in de toen nieuwe wijk, bij uitstek geschikt om zijn decoratietalenten te laten zien.

wpid-20141129_122120.jpg

Nu, ruim honderd jaar later, staat het huis er nog. Het wordt aangeduid als bezienswaardigheid in Brusselboeken en je kunt het zelfs bezoeken in het eerste weekend van de maand. Toen wij er waren was het gesloten, maar we konden het niet laten om even een blik naar binnen te werpen. De glimp die we opvingen was dat van een interieur dat niet veranderd leek te zijn, de afgelopen 100 jaar. We komen nog eens terug, beloofden we ons zelf, in het eerste weekend van de maand.

Als ik later het Cauchiehuis intyp op Twitter kom ik het wonderlijke bericht tegen dat er een huurder wordt gezocht. In het boekje van Schuiten en Coste werd het al genoemd: Brussel is de stad “waar hedendaagse realiteit en verleden zich vermengen.”